In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen met het bestreden besluit van 14 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk zou zijn voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 2 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de gemachtigde van eisers zich had afgemeld. Het onderzoek ter zitting werd aangehouden om de minister de gelegenheid te geven een toezegging op schrift te stellen en om eisers de kans te geven te reageren op het standpunt van de minister over het procesbelang.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat de minister de termijn voor het indienen van een terugnameverzoek verkeerd heeft toegepast. Eisers hadden op 21 oktober 2023 internationale bescherming aangevraagd, maar de minister had 6 november 2023 als datum gehanteerd. Hierdoor was de termijn voor het indienen van een terugnameverzoek overschreden. De rechtbank oordeelt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, ondanks dat de minister had aangegeven dat eisers met onbekende bestemming waren vertrokken.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht en draagt de minister op om de asielaanvragen van eisers in behandeling te nemen zodra zij zich melden. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de noodzaak voor zorgvuldige besluitvorming door de overheid.