ECLI:NL:RBDHA:2024:11910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
AWB 22 1306
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging duurzaam verblijfsrecht en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de beëindiging van het duurzaam verblijfsrecht van eiser, een Belgische nationaliteit houder, die op 20 januari 1960 is geboren. Het primaire besluit tot beëindiging van het verblijfsrecht werd op 2 januari 2018 genomen, maar eiser heeft pas op 23 juli 2021 bezwaar gemaakt, wat door verweerder als niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft eerder het beroep van eiser op 17 januari 2023 niet-ontvankelijk verklaard, maar na verzet van eiser op 14 juli 2023 werd dit verzet gegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak vervolgens op 5 juli 2024 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat verweerder het besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt, door het te verzenden naar het laatst bekende adres van eiser, zoals vereist door de artikelen 3.104 en 4.37 van het Vreemdelingenbesluit. Eiser had de verplichting om verweerder op de hoogte te stellen van zijn nieuwe adres, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiser te laat is ingediend en dat de beëindiging van het duurzaam verblijfsrecht in stand blijft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 22/1306

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Procesverloop

Bij besluit van 2 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het duurzaam verblijfsrecht van eiser wordt beëindigd.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld op 18 februari 2022.
Bij uitspraak van 17 januari 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen de uitspraak verzet ingesteld. Bij uitspraak van 14 juli 2023 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Eiser is geboren op 20 januari 1960 en heeft de Belgische nationaliteit. Eiser is op 29 april 2010 in het bezit gesteld van een verblijfsdocument “duurzaam verblijf burger van de Unie”. Bij brief van 12 september 2017 heeft verweerder eiser geïnformeerd over het voornemen om zijn duurzaam verblijfsrecht te beëindigen. Eiser heeft niet gereageerd op het voornemen. Bij het primaire besluit heeft verweerder het duurzaam verblijfsrecht van eiser beëindigd op grond van artikel 8.18, eerste lid, van het Vb. [1] Uit de informatie uit de BRP [2] volgt dat eiser sinds 26 juni 2012 is vertrokken uit Nederland. Eiser heeft op 23 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet binnen een termijn van vier weken is ingediend. Verweerder overweegt dat het voornemen en het primaire besluit op de juiste wijze bekend zijn gemaakt door het te verzenden naar het laatst bekende adres in de BRP en dat eiser geen melding heeft gemaakt bij de BRP van zijn nieuwe adres in [plaats].
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat het bestreden besluit niet naar het laatst bekende adres is verzonden. Uit de BRP volgt namelijk dat verweerder op de hoogte was van eisers nieuwe adres in [plaats]. Daarnaast is het primaire besluit naar de verkeerde persoon verzonden.
De rechtbank overweegt als volgt
5. Op grond van artikel 3.104, vierde lid, van het Vb maakt verweerder de beschikking, die niet of niet mede strekt tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 of 20 van de Vreemdelingenwet 2000 bekend door toezending naar het laatst bekende adres van de vreemdeling. Op grond van artikel 4.37 van het Vb is een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, verplicht om in geval van verandering van woon- of verblijfplaats hiervan verweerder in kennis te stellen, onder opgave van het nieuwe adres.
6. Verweerder heeft het besluit op de juiste wijze bekend gemaakt. Verweerder heeft ambtshalve, dus zonder aanvraag, het besluit genomen om eisers duurzaam verblijfsrecht te beëindigen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag verweerder dat besluit per post versturen naar het laatst bekende adres en geldt dat als een correcte bekendmaking. [3] Verweerder heeft bij zijn verweerschrift twee overzichten van de BRP van 14 september 2020 en 29 december 2020 overgelegd. Ook heeft hij een schermafdruk overgelegd van eisers adresgegevens die in verweerders computersysteem ‘
Indigo’zijn geregistreerd. Uit deze stukken volgt dat verweerder ten tijde van het nemen van het primaire besluit niet bekend was en ook niet bekend kon zijn met eisers nieuwe adres in [plaats]. In dit verband wordt bovendien vastgesteld dat eiser niet heeft bestreden dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om verweerder in kennis te stellen van zijn nieuwe adres in [plaats]. De gevolgen daarvan komen voor zijn rekening. Het uittreksel van de BRP dat eiser bij zijn beroepsgronden heeft ingediend geeft geen aanleiding voor een andere conclusie, nu hiermee niet aannemelijk is gemaakt dat verweerder ten tijde van het primaire besluit wel op de hoogte was of kon zijn van eisers adreswijziging. De beroepsgrond faalt.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit erkend dat de eerste voorletter van eiser in het primaire besluit abusievelijk onjuist is vermeld. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat, gelet op de inhoud van het besluit en de wel correcte vermelding van de overige voorletters en achternaam van eiser, duidelijk is dat het primaire besluit is gericht aan eiser. Daarnaast zijn in het voornemen alle correcte voorletters van eiser genoemd. De onjuiste vermelding van één voorletter in het primaire besluit leidt niet tot een gebrek in de besluitvorming. Ook deze beroepsgrond faalt.
8. Het primaire besluit is bekend gemaakt op 2 januari 2018. Dan start de bezwaartermijn de dag daarna, namelijk op 3 januari 2018. De bezwaartermijn is vier weken en is daarmee geëindigd op 31 januari 2018. Het bezwaar van eiser is van 23 juli 2021 en is dus te laat ingediend. Verweerder heeft terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De beëindiging van het duurzaam verblijfsrecht van eiser blijft in stand.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Basisregistratie personen.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2423.