ECLI:NL:RBDHA:2024:12043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.25223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit is en geboren op [geboortedatum] 2001. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak rechtmatig was. De rechtbank concludeert dat er nog steeds zicht is op uitzetting naar Marokko, aangezien de staatssecretaris regelmatig contact heeft met de Marokkaanse autoriteiten over de afgifte van een laissez passer. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat de vreemdeling niet heeft voldaan aan zijn medewerkingsplicht. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.25223
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Hol),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 9 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 24 mei 2024 (in de zaak NL24.21350) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.

Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste

4. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. De staatssecretaris rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een laissez passer (lp), laatstelijk op 18 juni 2024. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. De staatssecretaris is voor de afgifte van een lp afhankelijk van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten. De staatssecretaris heeft eiser verder op 12 juni 2024 opnieuw opgeroepen voor een vertrekgesprek, maar eiser is niet verschenen. Op eiser rust echter de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen. Hij moet ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verrichten om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. De rechtbank concludeert dan ook dat er onverkort zicht op eisers uitzetting naar Marokko is en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt. De beroepsgronden slagen daarom niet

Ambtshalve toetsing

5. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank is gehouden, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 juni 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.