ECLI:NL:RBDHA:2024:12045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende het voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 10 februari 2024, en de eiser heeft op 9 juli 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 en 26 juli 2024, waarbij de eiser aanwezig was via telehoren vanuit het detentiecentrum in Rotterdam.
De rechtbank oordeelde dat de kennisgeving van het voortduren van de maatregel tijdig was, aangezien deze binnen drie maanden na de sluiting van het vorige onderzoek was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend handelde, gezien de frequentie van de vertrekgesprekken en de rappellen op de lp-aanvraag. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was, en oordeelde dat de minister terecht geen lichter middel dan bewaring had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toetsing van de rechtmatigheid van bewaring in het vreemdelingenrecht, en bevestigt dat de minister voldoende inspanningen moet leveren om de uitzetting te realiseren. De rechtbank verklaarde het beroep geregistreerd onder zaaknummer NL24.27649 ongegrond en het beroep onder NL24.28049 niet-ontvankelijk, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.