ECLI:NL:RBDHA:2024:12054
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voortduring van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser, die onder de Vreemdelingenwet 2000 valt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 21 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, die afkomstig is uit Marokko. De rechtbank heeft eerder, op 8 april 2024, de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De rechtbank heeft nu ambtshalve getoetst of de maatregel nog voldoet aan de eisen van het Unierecht, nu er een lange termijn is verstreken zonder dat eiser beroep heeft ingesteld tegen de voortduren van de maatregel.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op de hoogte gesteld van de voortgang van de aanvraag om afgifte van een laissez passer aan de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft gereageerd op deze kennisgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, ondanks een administratieve fout met het oude v-nummer van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn uitzetting en dat de staatssecretaris de uitzetting van eiser voldoende voortvarend ter hand neemt. De rechtbank oordeelt dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.