In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.K.E. van den Heuvel, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. Tijdens de zitting op 31 juli 2024 is eiser echter niet verschenen, ondanks dat hij voorafgaand aan de zitting op de hoogte was gesteld. De minister was vertegenwoordigd door mr. M. van Duren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 11 juli 2024 is heengezonden uit strafrechtelijke detentie en sindsdien onbekend is waar hij verblijft. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven sinds 8 juli 2024 geen contact meer met hem te hebben gehad. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere rechtspraak, waarin is vastgesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er van uit wordt gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming.
Gezien het feit dat eiser geen contact meer heeft met zijn gemachtigde en onbekend is waar hij verblijft, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.