ECLI:NL:RBDHA:2024:12314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.15174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde verblijfsrecht en afwijzing verblijfsdocument op basis van Chavez-Vilchez-arrest

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het verblijfsrecht van eiser, een Guinese man, die in Nederland verblijft. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel, maar zijn verblijfsrecht is door de minister van Asiel en Migratie op 7 maart 2023 beëindigd. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument als verzorgende ouder van Nederlandse kinderen, gebaseerd op het arrest Chavez-Vilchez. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet zou voldoen aan de voorwaarden voor zorg- en opvoedtaken en er geen sprake zou zijn van een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn kinderen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft de bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 12 juli 2024 heeft eiser aanvullende bewijsstukken overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken verrichtte. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiser uitviel, omdat niet was aangetoond dat er een beschermingswaardig gezinsleven was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van het griffierecht definitief toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15174

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. van der Steen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2023 heeft verweerder vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiser als gemeenschapsonderdaan op 7 maart 2023 is geëindigd. Voorts heeft verweerder bij afzonderlijk besluit van 1 augustus 2023 de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument als verzorgende ouder van Nederlandse kinderen op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] afgewezen. Deze besluiten van 1 augustus 2023 worden hierna de primaire besluiten genoemd.
Bij besluiten van 13 maart 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1983 en heeft de Guinese nationaliteit.
2. Eiser is op 15 juli 2001 Nederland binnengekomen. Hij is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met ingang van 31 augustus 2001 tot 31 augustus 2004. Eiser heeft vervolgens meerdere aanvragen ingediend die niet tot vergunningverlening hebben geleid. Eiser is op 27 februari 2012 gehuwd. Op respectievelijk [geboortedag 1] 2011, [geboortedag 2] 2013, [geboortedag 3] 2015 en [geboortedag 4] 2022 zijn eisers kinderen geboren. Op 16 november 2017 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op grond van artikel 20 van het VWEU [2] en het arrest Chavez-Vilchez. Bij besluit van 20 februari 2018 is deze aanvraag ingewilligd en is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsdocument als familielid van een burger van de Unie met een geldigheidsduur van vijf jaar. Eiser heeft op 17 november 2022 verzocht om vernieuwing van zijn verblijfsdocument. Op 7 maart 2023 is eiser gescheiden. Verweerder heeft op 23 mei 2023 een voornemen uitgebracht, waarin verweerder kenbaar heeft gemaakt dat twijfel is ontstaan over het verblijfsrecht van eiser in Nederland nu zijn persoonlijke situatie is veranderd. Verweerder heeft daarom verzocht om aanvullende bewijsstukken, om te beoordelen of eiser aan de voorwaarden c en d van paragraaf B10/2.2 van de Vc [3] voldoet. Eiser heeft hierop gereageerd en aanvullende stukken toegezonden aan verweerder.
3. Bij de primaire besluiten is vastgesteld dat eisers verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez is geëindigd en dat hij niet in aanmerking komt voor vernieuwing van het verblijfsdocument als verzorgende ouder van Nederlandse kinderen op grond van dit arrest. Bij de bestreden besluiten is verweerder bij deze vaststelling respectievelijk afwijzing van de aanvraag gebleven. Verweerder heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij verzorgende en opvoedende taken voor zijn kinderen heeft (voorwaarde c). Ook heeft eiser niet aangetoond dat hij een rol van betekenis speelt in het leven van zijn kinderen en dat zij dermate van hem afhankelijk zijn dat zij gedwongen zullen worden om eiser naar het land van herkomst te volgen als eisers verblijfsrecht wordt ingetrokken c.q. niet wordt vernieuwd(voorwaarde d). In het kader van artikel 8 van het EVRM heeft verweerder overwogen dat geen sprake is van beschermingswaardig gezinsleven, omdat niet is aangetoond dat eiser daadwerkelijk invulling geeft aan het ouderschapsplan. Verweerder heeft verder aangenomen dat eiser privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft, maar de daarop gemaakte belangenafweging valt in het nadeel van eiser uit.
4. Eiser voert aan dat ten onrechte is vastgesteld dat zijn verblijfsrecht is geëindigd en niet wordt vernieuwd, omdat hij wel degelijk voldoet aan alle voorwaarden. Hij heeft meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken voor zijn kinderen en levert ook een financiële bijdrage. Hij heeft dit ook aangetoond met bewijsstukken in de bezwaarfase. In beroep heeft eiser aanvullende stukken overgelegd, waaronder een e-mail van de basisschool van zijn kinderen en afschriften die zien op de financiële bijdrage voor de kinderen. Er zijn strubbelingen geweest met de ex-partner van eiser, maar zover bekend wil zij ook dat eiser in het belang van de kinderen zijn verblijf behoudt in Nederland. Verder voert eiser over de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM aan dat relevant is dat hij al vele jaren in Nederland verblijft en geen band meer heeft met zijn land van herkomst. Eiser is volledig ingeburgerd, heeft een baan en een sociaal netwerk. De informatie die verweerder op eisers Facebookpagina heeft aangetroffen over zijn band met Guinee is niet van belang voor de weging of het verblijf in Nederland dient te worden voortgezet.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Griffierecht
5. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om een vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
Verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez
6. Uit het arrest Chavez-Vilchez volgt, voor zover hier van belang, dat een derdelander op grond van artikel 20 van het VWEU een afgeleid verblijfsrecht heeft als hij daadwerkelijke zorgtaken voor een minderjarig Nederlands kind verricht. Tevens dient sprake te zijn van een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen de ouder en het kind, dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als de ouder geen verblijfsrecht zou hebben.
In het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B10/2.2 van de Vc, staat aan welke voorwaarden een vreemdeling moet voldoen om in aanmerking te komen voor een Chavez-verblijfsrecht. In deze zaak gaat het om voorwaarde c: ‘de vreemdeling verricht al dan niet gezamenlijk met de andere ouder daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind’ en voorwaarde d: ‘tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd’. In het beleid staat dat verweerder onder zorgtaken ook opvoedingstaken verstaat en dat zorg- en/of opvoedingstaken met een marginaal karakter niet worden aangemerkt als daadwerkelijke
zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind. Het verrichten van daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken is mede van belang voor het vaststellen van het bestaan van een afhankelijkheidsrelatie tussen de derdelander ouder en het kind dat EU-burger is. [4] Het alleen verrichten van zorg- en opvoedtaken met een marginaal karakter, of het alleen hebben van omgang met het kind, is onvoldoende om te spreken van een afhankelijkheidsverhouding in de zin van het arrest.
7. Verweerder heeft in de primaire en bestreden besluiten uitvoerig en daarmee voldoende gemotiveerd dat eiser niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijke, meer dan marginale, zorg- en opvoedtaken verricht. Eiser heeft een ouderschapsplan, gedateerd 7 december 2022, overgelegd, maar hij heeft niet met stukken onderbouwd hoe feitelijk invulling wordt gegeven aan de gemaakte afspraken. Dat klemt te meer nu zijn ex-partner zowel in een proces verbaal van aangifte als telefonisch heeft verklaard dat eiser in het verleden wel eens meeging naar school en de voetbaltraining van de kinderen bezocht, maar dat dat nu niet meer het geval is. Ook gaat eiser niet mee naar de huisarts en ziet hij zijn kinderen ongeveer twee keer per maand. Verweerder heeft daarom terecht overwogen dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijke zorg- of opvoedtaken verricht. Daarnaast heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet (volledig) voldoet aan zijn alimentatieverplichtingen, gelet op de geconstateerde achterstanden in betalingen. Verder heeft verweerder door eiser overgelegde foto’s, schoolrapporten en getuigenverklaringen ook onvoldoende kunnen achten om aannemelijk te maken dat eiser verzorgende en opvoedende taken verricht. De in beroep door eiser overgelegde e-mail van de basisschool waarin staat dat eiser tweemaal gesproken heeft met een leerkracht over rapporten van twee van zijn kinderen dateert van na het bestreden besluit en is bovendien ook onvoldoende voor de conclusie dat eiser structureel betrokken is bij de verzorging en opvoeding van zijn kinderen of belangrijke beslissingen over hen neemt.
8. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez, waardoor de kinderen zullen worden gedwongen eiser te volgen naar buiten de Unie. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat niet is gebleken dat eiser een rol van betekenis speelt in het leven van zijn kinderen en dat zij vanwege hun afhankelijkheid van eiser gedwongen zullen worden de EU te verlaten als eisers verblijfsrecht wordt ingetrokken. In het primaire besluit heeft verweerder in dit kader kunnen overwegen dat de kinderen altijd bij hun moeder hebben gewoond en zeer hecht zijn met hun moeder, dat niet is aangetoond dat een scheiding tussen eiser en de kinderen een onevenredig zware impact zal hebben op de groei en ontwikkeling van de kinderen en dat sprake is van een relatief geringe affectieve relatie tussen eiser en de kinderen.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat niet is gebleken dat eiser een afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchez.
Artikel 8 van het EVRM
10. Eiser wordt verder niet gevolgd in zijn stelling dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in zijn nadeel is uitgevallen. Verweerder heeft bij de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. De informatie die verweerder op eisers Facebookpagina heeft aangetroffen - zijnde informatie dat eiser op 30 januari 2022 in Guinee is gehuwd met foto’s van dit huwelijk - heeft verweerder hierbij mogen betrekken. Verweerder heeft op basis van deze informatie kunnen concluderen dat de banden van eiser waarschijnlijk nog zeer sterk zijn met Guinee. Verder heeft verweerder ook bij de beoordeling betrokken dat eiser al vele jaren in Nederland verblijft. Daarover heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser weliswaar 22 jaar in Nederland heeft verbleven, maar dat eisers verblijf voor het overgrote gedeelte illegaal was. Eiser heeft namelijk alleen in de periodes van 31 augustus 2001 tot 31 augustus 2004 en 20 februari 2018 tot 7 maart 2023 rechtmatig verblijf gehad. Aan het belang van de Nederlandse staat bij het reguleren van de instroom van vreemdelingen heeft verweerder groot gewicht mogen hechten. Dat eiser een inburgeringscursus heeft gevolgd, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten om de belangenafweging in eisers voordeel uit te laten vallen, mede gelet op het langdurige illegale verblijf van eiser in Nederland. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser in Nederland geen betaald werk verricht waardoor hij zich hier slechts met moeite kan handhaven. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van eiser laten uitvallen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1235, onder 7.1.