ECLI:NL:RBDHA:2024:1233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1986 en van Jemenitische nationaliteit, heeft op 5 juni 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 1 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend bij de Poolse autoriteiten en is daar behandeld voor een gebroken been. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Verweerder heeft geconcludeerd dat Polen verantwoordelijk is, omdat eiser daar eerder een aanvraag heeft ingediend. Eiser betoogt dat Polen niet langer kan worden vertrouwd vanwege illegale pushbacks en een gebrek aan onafhankelijke rechtspraak. De rechtbank stelt echter vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval nog steeds van toepassing is.
Wat betreft de medische omstandigheden van eiser, oordeelt de rechtbank dat hij niet heeft aangetoond dat hij specialistische zorg nodig heeft die niet in Polen beschikbaar is. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die zijn claims ondersteunen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser op goede gronden niet in behandeling is genomen, omdat Polen daarvoor verantwoordelijk is. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten.