Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Anders dan eiser stelt is het besluit niet naar eiser, die bij het AZC in Ter Apel verblijft, gestuurd zodat hetgeen omtrent de postverwerking in Ter Apel is gesteld, geen doel treft.
In de uitspraak waar eiser naar verwijst heeft het CBb geoordeeld dat er bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden, waarbij een op het inviduele geval gerichte, contextuele benadering wordt gehanteerd. [5] Hiervoor is wel vereist dat het beroep binnen een redelijke termijn is ingediend. Bij het vaststellen van de redelijke termijn moet volgens het CBb worden gekeken naar de wettelijke beroepstermijn van het aan de orde zijnde besluit. Als de beroepstermijn minder dan twee weken is, moet de bevoegde bestuursrechter per geval beoordelen wat een redelijke termijnoverschrijding is. [6] Verder heeft het CBb geoordeeld dat als de belanghebbende gedurende (een deel) van de overschreden bezwaar- of beroepstermijn werd bijgestaan door een professioneel rechtshulpverlener, blijft gelden dat diens handelen in beginsel voor risico van de indiener komt. De bestaande vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechters blijft hierover dus gehandhaafd. Van een professioneel rechtsbijstandverlener mag immers onder meer worden verwacht dat deze de termijnen bewaakt, eventueel gebruik maakt van de mogelijkheid om een pro-forma bezwaar- of beroepschrift in te dienen, in geval van een capaciteitstekort inspanningen verricht om dit op te vangen en tijdig voorzieningen treft voor vervanging bij eventuele uitval. Een termijnoverschrijding zal om die reden doorgaans niet verschoonbaar zijn. Uitzondering op dit uitgangspunt kunnen (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden van de zijde van de professionele rechtshulpverlener zelf zijn. De lat ligt hier dus hoger dan bij individuele burgers, vanwege de professionaliteit die in geval van beroepsmatig handelen mag worden verwacht.7
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat uit de stukken blijkt dat eiser op 7 juni 2024 contact heeft gehad met Vluchtelingenwerk over de bestreden beschikking en dat het vervolgens nog drie weken heeft geduurd voordat daadwerkelijk het beroep is ingediend. Eiser heeft geen enkele onderbouwing gegeven voor deze ruime periode, mede in het licht van de (korte) beroepstermijn van een week.