ECLI:NL:RBDHA:2024:12369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het muilkorfgebod voor een als gevaarlijk aangemerkte hond

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de burgemeester van Den Haag van 1 mei 2023 beoordeeld. Dit besluit houdt in dat er een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd voor de hond van eiseres, die als gevaarlijk wordt aangemerkt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan het bijtrapport dat de hond als gevaarlijk kwalificeert. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft ingegaan op het aanbod van de burgemeester om een contra-expertise te laten uitvoeren, waardoor verweerder niet in staat is gesteld om een vollediger beeld van het gedrag van de hond te krijgen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat het muilkorfgebod noodzakelijk is voor de veiligheid van mens en dier. De rechtbank wijst erop dat de APV geen vereiste stelt dat er letsel aan mens of dier moet zijn toegebracht om een hond als gevaarlijk te kwalificeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4021

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.B. Baumgarten),
en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A. Wassenburg en Y.C. Tang).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 1 mei 2023 (het bestreden besluit).
1.1.
Op 15 juni 2022 (het primaire besluit) is namens besloten om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen voor de hond van eiseres, [naam hond]. [1]
1.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dat besluit ongegrond verklaard. Hiertegen is beroep in gesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 met behulp van beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Op 15 juni 2022 heeft de politie een rapport (het bijtrapport) opgemaakt over meldingen van incidenten waarbij de hond [naam hond] (een Golden Retriever, kleur geel, reu) betrokken zou zijn geweest. In het rapport zijn incidenten vermeld die hebben plaatsgevonden in 2019 (1x), 2020 (3x), 2021 (4x) en 2022 (4x, laatstelijk op 25 mei 2022). Niet alle incidenten (al dan niet met bijten) zijn door [naam hond] geïnitieerd. Niet kan worden uitgesloten dat [naam hond] een gedragsprobleem heeft, dat zich uit in agressief gedrag naar andere honden en personen.
2.2.
Het primaire besluit is gebaseerd op de in het bijtrapport genoemde incidenten en vermeld is dat eiseres meerdere keren erop is gewezen dat zij [naam hond] op een andere wijze moet uitlaten. Daarom kan worden aangenomen dat eiseres weet dat zij in het bezit is van een ‘gevaarlijke’ hond en hiervoor maatregelen dient te treffen. Eiseres heeft geen maatregelen getroffen.
2.3.
Eiseres heeft bij brief van 23 juli 2022 een reactie gegeven op alle incidenten.
Zij heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, waarbij zij een rapport heeft ingediend van expertisebureau Kynethos van een assessment van [naam hond] op 30 juli 2022.
2.4.
In mutatierapporten van 5 september 2022 is vermeld dat eiseres zich niet hield aan het muilkorfgebod. Zij is een aantal keren bekeurd.
2.5.
Het bezwaar is op de hoorzitting van de Adviescommissie bezwaarschriften (de commissie) op 9 november 2022 aangehouden om ruimte te bieden voor een door verweerder aangeboden contra-expertise. Eiseres heeft uiteindelijk laten weten niet mee te willen werken, omdat het onderzoek zeven dagen zou duren en zij niet wil dat haar hond wordt getraumatiseerd. Dit blijkt uit het advies van de commissie van 28 april 2023. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
Standpunten van partijen
3.1.
Verweerder heeft het advies van de commissie gevolgd. Daarin is vermeld dat het hier gaat om een preventieve bestuurlijke maatregel, om de veiligheid en het welzijn van mens en dier op straat tegen gevaarlijke honden te waarborgen. Er is sprake van agressief gedrag van [naam hond] naar andere honden en er hebben zich meerdere incidenten voorgedaan. Hieruit en ook uit het assessment blijkt dat eiseres de hond niet voldoende onder controle heeft. Verder heeft de commissie het mutatierapport van 5 september 2022 meegewogen. De commissie stelt dat verweerder het algemeen belang mag laten prevaleren.
3.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat uit het rapport van de test op 30 juli 2022 blijkt dat [naam hond] niet gevaarlijk is. Dit wordt volgens haar bevestigd in een recente test van
14 mei 2023. Zij had niet de bedoeling om niet mee te werken aan de contra-expertise. Zij heeft [naam hond] willen beschermen, omdat hij verlatingsangst heeft. Eiseres heeft gehoor gegeven aan het advies van de commissie om [naam hond] een cursus gehoorzaamheid te laten volgen. Die cursus is bijna afgerond. [naam hond] heeft nooit een persoon of een dier gebeten, dat blijkt ook nergens uit. Er is wel sprake van pesterijen door de buurvrouw van de ouders van eiseres. Het muilkorfgebod is niet noodzakelijk.
Overwegingen
4. Op zitting heeft eiseres meegedeeld dat zij van 2020 tot oktober 2021 werkzaam is geweest bij de Centrale Balie in het Paleis van Justitie in Den Haag. Zij is daarna werkzaam geweest buiten het de rechtspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep ter verdere behandeling te verwijzen naar een andere rechtbank [2] . De reden hiervan is dat eiseres een aantal jaren geleden werkzaam is geweest bij een ander onderdeel binnen het Paleis van Justitie, hier niet meer werkzaam is en de rechter en griffier niet bekend zijn met eiseres.
5. Het bezwaar en het beroep zijn gericht tegen het muilkorfgebod en niet zozeer tegen het aanlijngebod. Eiseres kan leven met het aanlijngebod. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot een oordeel over het bestreden besluit voor zover dit ziet op het muilkorfgebod.
6.1.
In de APV zijn geen definities van de begrippen ‘gevaarlijk’ of ‘hinderlijk’, zoals bedoeld in artikel 2:59 van de APV, opgnomen. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld dat er in de gemeente Den Haag geen beleid is op dit punt, maar dat hieraan gewerkt wordt. Er is alleen een stroomschema. Dit stroomschema is volgens verweerder een vaste gedragslijn. Het gaat verweerder met name om de categorie gevaarlijke honden, omdat dit de openbare orde raakt. Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het bepalen of een hond gevaarlijk of hinderlijk is en of in verband daarmee een aanlijn- en muilkorfgebod noodzakelijk is. [3] De bestuursrechter toetst vervolgens of verweerder in redelijkheid tot zijn beoordeling en beslissing heeft kunnen komen.
6.2.
Verweerder heeft [naam hond] op grond van het op ambtsbelofte opgemaakte bijtrapport als ‘gevaarlijk’ aangemerkt. De rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan dit bijtrapport.
Er hebben op openbare plaatsen incidenten plaatsgevonden. In een aantal gevallen ging het om een situatie waarbij [naam hond] met een andere hond in conflict is geraakt waarbij is gebeten. Ook zijn er meldingen dat hondenbezitters of anderen die het gedrag van [naam hond] niet als positief hebben ervaren. Het feit dat de verklaringen over deze incidenten enigszins uiteenlopen en er volgens eiseres sprake is van valse meldingen of pestgedrag, maakt niet zonder meer dat verweerder het bestreden besluit niet op de aangehaalde incidenten mocht baseren. Hierbij is van belang dat het niet steeds om dezelfde betrokkenen gaat, zodat de stelling van eiser dat het negatieve beeld van [naam hond] geheel is terug te voeren op een burenconflict niet kan worden gevolgd. Het gaat er verder om dat rekening moet worden gehouden met onvoorspelbare reacties van alle zich op openbare plaatsen bevindende honden, hondenbezitters en anderen. Dit betekent dat ook als er redenen zijn die verklaren dat [naam hond] op een bepaalde manier reageert, dit niet zonder meer maakt dat [naam hond] niet als gevaarlijk mag worden aangemerkt. De stelling van eiseres dat niet is bewezen dat er letsel is ontstaan bij andere honden of hondenbezitters, leidt ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het bijtrapport en verder geldt dat artikel 2:59 van de APV niet vereist dat letsel aan mens of dier is toegebracht. [4] Verweerder mocht de incidenten en het bijtrapport daarom aan het bestreden besluit ten grondslag leggen.
6.3.
In het door eiseres overgelegde rapport van Kynethos zijn positieve aspecten vermeld over het gedrag van [naam hond]. Daarin is echter ook opgenomen dat [naam hond] bepaald gedrag vertoont dat door buitenstaanders vaak wel als agressief gedrag wordt geïnterpreteerd, ook al is het gedrag strikt genomen niet steeds als agressief aan te merken. Bepaalde gedragingen wijzen op een gedragsprobleem. De rol van eiseres is cruciaal voor het beperken van het risico (overlast) dat [naam hond] betekent voor derden. Daarom wordt bepaalde therapie en training geadviseerd. Met dit rapport is onvoldoende komen vast te staan dat het gedragsprobleem van [naam hond] in doorslaggevende mate is verbeterd; het is daarin juist nog eens geconstateerd. Verweerder heeft aangeboden om een contra-expertise te laten verrichten. Eiseres is daar om diverse redenen, met name omdat zij meent dat het rapport van Kynethos zou moeten volstaan, niet op ingegaan. Daarmee heeft zij verweerder de kans ontnomen om een uitgebreider beeld te krijgen van het recente gedrag van [naam hond] en dit ook te toetsen. Dat [naam hond] na het bestreden besluit een MAG-gedragstest heeft doorstaan en daarvoor op 14 mei 2023 een certificaat is afgegeven, kan hier niet aan afdoen. Verweerder heeft dan ook met de beschikbare informatie in redelijkheid kunnen besluiten tot het muilkorfgebod.
7. Het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover aangevochten, wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) en het stroomschema Bijtincidenten Gemeente Den Haag
2.Op grond van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Regeling Rechtszaken Eigen Personeel
3.Uitspraken van de Afdeling van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:983) en van 22 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:168), r.o. 5.3.
4.Zie voetnoot 4 (ECLI:NL:RVS:2016:983)