ECLI:NL:RBDHA:2024:12496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag aangepast leerlingenvervoer door gemeente Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor aangepast leerlingenvervoer voor haar zoon behandeld. Eiseres had op 4 juli 2023 een aanvraag ingediend voor aangepast vervoer, omdat haar zoon, die van de openbare basisschool naar speciaal onderwijs zou overstappen, niet zelfstandig naar school kan reizen. De aanvraag werd afgewezen op 9 augustus 2023, en het bezwaar daartegen werd op 25 september 2023 eveneens afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had besloten de aanvraag af te wijzen. Eiseres had niet aangetoond dat zij of haar man niet in staat waren om hun zoon naar school te begeleiden. De rechtbank benadrukte dat ouders in principe verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen en dat zij zelf moeten zorgen voor vervoer. Eiseres had ook geen overtuigend bewijs geleverd dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens verworpen, omdat eiseres niet had aangetoond dat haar situatie vergelijkbaar was met eerdere gevallen waarin wel een vervoersvoorziening was toegekend.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de verordening en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders in het regelen van vervoer voor hun kinderen en de strikte voorwaarden waaronder aangepast vervoer kan worden toegekend.