ECLI:NL:RBDHA:2024:12496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
23/6888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag aangepast leerlingenvervoer door gemeente Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor aangepast leerlingenvervoer voor haar zoon behandeld. Eiseres had op 4 juli 2023 een aanvraag ingediend voor aangepast vervoer, omdat haar zoon, die van de openbare basisschool naar speciaal onderwijs zou overstappen, niet zelfstandig naar school kan reizen. De aanvraag werd afgewezen op 9 augustus 2023, en het bezwaar daartegen werd op 25 september 2023 eveneens afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had besloten de aanvraag af te wijzen. Eiseres had niet aangetoond dat zij of haar man niet in staat waren om hun zoon naar school te begeleiden. De rechtbank benadrukte dat ouders in principe verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen en dat zij zelf moeten zorgen voor vervoer. Eiseres had ook geen overtuigend bewijs geleverd dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens verworpen, omdat eiseres niet had aangetoond dat haar situatie vergelijkbaar was met eerdere gevallen waarin wel een vervoersvoorziening was toegekend.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de verordening en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders in het regelen van vervoer voor hun kinderen en de strikte voorwaarden waaronder aangepast vervoer kan worden toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: L. van den IJssel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Kurvink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor aangepast leerlingenvervoer voor haar zoon voor het schooljaar 2023-2024.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 9 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 september 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres woont met haar gezin in [woonplaats] . Met ingang van het schooljaar 2023-2024 zou haar (7-jarige) zoon overstappen van de openbare basisschool [school 1] in [plaats] naar het speciaal onderwijs aan de [school 2] in [plaats] . Daarom heeft eiseres op 4 juli 2023 een aanvraag ingediend voor aangepast leerlingenvervoer voor haar zoon. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of verweerder eiseres’ aanvraag voor leerlingenvervoer mocht afwijzen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Aangepast vervoer is noodzakelijk voor haar zoon om passend onderwijs te kunnen krijgen aan de [school 2] . De huisarts onderschrijft de problemen en beperkingen. De [school 1] en de maatschappelijk werker zijn ook van mening dat aangepast vervoer moet worden toegekend. Verweerder heeft ten onrechte meer waarde gehecht aan het advies van een onafhankelijke arts, dan aan deze drie instanties. Tot slot wordt een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres voor aangepast leerlingenvervoer voor haar zoon mocht afwijzen. De rechtbank legt hierna uit hoe ze tot dit oordeel komt.
5.1.
Partijen zijn het erover eens dat de zoon van eiseres niet zelfstandig, maar wel onder begeleiding naar school kan reizen. De vraag die partijen verdeeld houdt, is hoe deze begeleiding eruit moet zien. Ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de ouders of moet verweerder een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekken?
5.2.
Het uitgangspunt is dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen. [1] Zij moeten zelf regelen dat hun kinderen van en naar school worden gebracht. Van ouders mag in redelijkheid worden verwacht dat zij hun leven en ook hun werkzaamheden zo inrichten dat zij hun kind(eren) kunnen begeleiden. Mocht het de ouders niet lukken om hun kind(eren) zelf te begeleiden, dan moeten zij voor een oplossing zorgen, bijvoorbeeld door een familielid, kennis of een betaalde oppas in te schakelen.
5.3.
Er is een (beperkt) aantal situaties waarin een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer kan worden toegekend. [2] Eiseres stelt dat zij zich in één van deze situaties bevindt. De begeleiding van haar zoon door de ouders of anderen is volgens eiseres namelijk onmogelijk, of zal tot ernstige benadeling van het gezin leiden en een andere oplossing is niet mogelijk.
5.4.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zijzelf of de vader hun zoon niet zelf kunnen begeleiden. De enkele stelling van eiseres dat begeleiding logistiek niet mogelijk is, omdat haar man al vroeg aan het werk is en zij de zorg heeft voor de twee andere kinderen, is hiervoor onvoldoende. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat één van de kinderen, gelet op zijn leeftijd van 12 jaar, zelfstandig naar school zou kunnen reizen. Daarnaast is de school van het andere kind maar 300 meter van het huis van eiseres. Daarom is niet aannemelijk dat het voor eiseres onmogelijk is om beide kinderen naar en van school te begeleiden.
Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat een andere oplossing niet mogelijk is. Verweerder mocht daarom besluiten dat eiseres geen aanspraak kan maken op aangepast vervoer.
5.5.
Verder slaagt het pas ter zitting gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. Het gelijkheidsbeginsel schrijft voor dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. De enkele (niet onderbouwde) stelling dat eiseres heeft gehoord dat enkele jaren geleden in een vergelijkbare situatie wel een vervoersvoorziening is toegekend, is hiervoor onvoldoende.
5.6.
In bijzondere gevallen kan verweerder ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in de Verordening. Het is daarbij aan de ouders om aannemelijk te maken dat er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat aanleiding bestaat om de zogeheten hardheidsclausule toe te passen. Gelet op de omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht kon verweerder zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat hiervoor in dit geval geen aanleiding is, omdat begeleiding van kinderen van en naar school in beginsel de verantwoordelijkheid van de ouders is. Ook het pas ter zitting aangedragen standpunt dat eiseres onvoldoende financiële middelen heeft en geen sociaal netwerk is hiervoor onvoldoende. Eiseres heeft dit standpunt namelijk niet (met stukken) onderbouwd. Hoewel het aannemelijk is dat de situatie voor eiseres lastig is, onderscheidt haar situatie zich niet van de situatie waarin vele andere ouders zich bevinden. Verweerder mocht daarom concluderen dat er geen zodanig bijzondere omstandigheden zijn dat hij moest afwijken van de Verordening.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres voor aangepast leerlingenvervoer mocht afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Verordening leerlingenvervoer gemeente Den Haag 2014

Artikel 2. De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening

3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.
Artikel 9. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs
1. In deze paragraaf wordt verstaan onder school:
a. een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs; of
een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
2. Deze paragraaf is niet van toepassing op leerlingen van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die voortgezet onderwijs volgen.
3. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:
a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of
een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.
4. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele (vervoers)adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 12. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien:
a. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;
aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;
aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of
de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken.
2. Indien begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepast vervoer.

Voetnoten

1.Artikel 2, derde lid, van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Den Haag 2014 (Verordening). Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3382.
2.Deze situaties staan opgesomd in artikel 12 van de Verordening.