ECLI:NL:RBDHA:2024:12566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/669241 / FA RK 24-4935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor vakantie naar Libanon

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om vervangende toestemming voor een vakantie naar Libanon. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. Kocabas, verzocht de rechtbank om vervangende toestemming om met zijn minderjarige kinderen naar Libanon te reizen, omdat de moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting was verschenen. De vader stelde dat het huwelijk met de moeder recentelijk was gestrand en dat zij samen een vakantie naar Libanon hadden geboekt. De kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], zijn geboren in Syrië en hebben de Nederlandse nationaliteit.

De rechtbank heeft de situatie beoordeeld aan de hand van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat regelt dat geschillen over gezagsuitoefening aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vader. Ondanks de wens van de vader om de vakantie door te laten gaan, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de reis naar Libanon niet in het belang van de kinderen is. Dit oordeel is gebaseerd op het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat een kleurcode rood heeft afgegeven voor heel Libanon, wat betekent dat het te gevaarlijk is om naar dat land te reizen.

De rechtbank heeft de afweging gemaakt dat, hoewel de vader en de kinderen graag hun familie in Libanon willen bezoeken, de veiligheidssituatie in het land op dat moment onvoldoende is om de reis verantwoord te maken. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader afgewezen, met de overweging dat de veiligheid van de kinderen voorop staat. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. L.L. Benink, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.B. Boekema, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4935
Zaaknummer: C/09/669241
Datum beschikking: 19 juli 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 9 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Kocabas te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 16 juli 2024 van de zijde van de vader, met bijlage.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 18 juli 2024 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, R. Chaker.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht aan hem vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de moeder vervangt om met de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar [plaatsnaam 1] , Libanon te reizen in de periode van 21 juli 2024 tot en met 24 augustus 2024, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

- Partijen zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] , Syrië;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats] , Syrië;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2013 te [geboorteplaats] , Syrië.
- De vader en de moeder hebben in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Huwelijk en gezag
Op basis van de door de vader overgelegde stukken gaat de rechtbank er voor deze procedure van uit dat de ouders zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2006 te [plaatsnaam 2] , Syrië, en dat zij het gezamenlijk gezag over de kinderen uitoefenen.
Inhoudelijke beoordeling
Artikel 1: 253a eerste en tweede lid BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders, waaronder ten aanzien van een vakantie, op verzoek van beide of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd en dat de rechtbank een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag.
De vader heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Het huwelijk van partijen is recentelijk gestrand en de moeder heeft de echtelijke woning verlaten. Al voor het vertrek van de moeder hadden partijen een vakantie naar [plaatsnaam 1] , Libanon geboekt voor de zomervakantie. De vader wil deze vakantie met de kinderen graag alsnog doorzetten, zeker gelet op de gezondheidssituatie van oma vaderszijde. De moeder reageert echter niet op berichten, waarin wordt verzocht om toestemming. Om de vakantie alsnog door te kunnen laten gaan, verzoekt de vader om vervangende toestemming.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel zij snapt dat de vader en de kinderen graag hun familie in Libanon willen bezoeken, is de rechtbank van oordeel dat deze reis niet in het belang van de kinderen is. Uit het reisadvies van het Ministerie voor Buitenlandse Zaken volgt dat kleurcode rood geldt voor heel Libanon als gevolg van (onder andere) het conflict tussen Hezbollah en Israël. Code rood betekent dat het te gevaarlijk is om er naartoe te reizen. Geadviseerd wordt om onder geen beding naar Libanon te reizen en om bij een verblijf in Libanon te vertrekken als dat mogelijk is. Dat de vader en de moeder deze vakantie oorspronkelijk samen hebben geboekt, maakt dit niet anders. De rechtbank maakt immers een eigen afweging van wat zij in het belang van de kinderen acht, hetgeen niet automatisch hetzelfde hoeft te zijn als een eerdere afweging die de ouders hebben gemaakt.
Hoewel het voor de rechtbank niet te controleren is wat de werkelijke, plaatselijke veiligheidssituatie in [plaatsnaam 1] is, acht de rechtbank gelet op het voorgaande een verblijf in Libanon op dit moment dus onvoldoende veilig voor de kinderen en niet in hun belang. De rechtbank wijst het verzoek van de vader daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2024.