ECLI:NL:RBDHA:2024:12568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
23/5942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen de Fraude Signalering Voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Financiën beoordeeld. Eiseres had bezwaar ingediend tegen een brief van 22 juli 2023, waarin verweerder haar meedeelde dat zij was opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en dat deze registratie geen gevolgen had voor haar aangiftes of aanvragen. Verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hen geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft op 28 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de brief van 22 juli 2023 wel degelijk een besluit is, omdat het gericht is op een rechtsgevolg. Echter, de rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de brief niet op een publiekrechtelijk rechtsgevolg is gericht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5942

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. M.L.M. Klinkhamer en mr. L. Orie),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. drs. M.A.N. van de Kerkhof en mr. L. Woudenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 7 augustus 2023 (het bestreden besluit), waarin het bezwaar van eiseres tegen een brief van 22 juli 2023 niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 30 april 2022 heeft verweerder aan eiseres een brief gestuurd, waarin staat dat eiseres is opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en waarom zij hierin is opgenomen. Met de brief van 31 maart 2023 heeft verweerder een brief aan eiseres gestuurd met daarbij een informatiefolder. Met de brief van 22 juli 2023 heeft verweerder de brief “Uitkomst onderzoek FSV-registratie” aan eiseres gestuurd met daarbij een flyer. In deze laatste brief is aan eiseres meegedeeld dat verweerder onderzocht heeft welke gevolgen de registratie in het FSV voor eiseres heeft gehad. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat de FSV registratie niet heeft geleid tot een aangepaste behandeling van haar aangiftes of aanvragen. Zij komt daarom vanuit de FSV niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.
2.1.
Eiseres heeft tegen de brief van 22 juli 2023 bezwaar ingediend. Verweerder heeft het bezwaar met het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen sprake zou zijn van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 22 juli 2023 op een rechtsgevolg is gericht en er dus sprake is van een besluit. Door de financiële tegemoetkoming af te wijzen is het besluit gericht op een rechtsgevolg. Dat eiseres op een FSV-lijst is geplaatst, maakt dat zij in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2024 en 16 mei 2024. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is de rechtbank bevoegd?
4. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of zij bevoegd is om in deze procedure uitspraak te doen. Volgens verweerder is dat niet het geval.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit is genomen op het bezwaar van eiseres. Een beslissing op bezwaar is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daartegen kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank, ongeacht of dat bezwaar ontvankelijk is verklaard of niet. De rechtbank is daarom bevoegd om in deze procedure een uitspraak te doen over het bestreden besluit.
Is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard?
5. Onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. [2] Om aan deze definitie te voldoen moet sprake zijn van een beoogd rechtsgevolg. Een besluit brengt wijziging in de rechten en plichten van één of meer betrokkenen. Verder moet het gaan om een publiekrechtelijke rechtshandeling. Daaronder wordt verstaan een rechtshandeling waartoe een bestuursorgaan op grond van zijn publiekrechtelijke taken wettelijk gehouden is.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 22 juli 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De brief is enkel informatief van aard en is niet op een publiekrechtelijk rechtsgevolg gericht en beoogt dat evenmin. De brief heeft slechts als doel eiseres mee te delen dat opname van haar persoonsgegevens in het FSV-systeem volgens verweerder niet heeft geleid tot aangepaste behandeling van haar aangiftes of aanvragen. De brief op zichzelf verandert niets in de rechtspositie van eiseres. Zij kan bijvoorbeeld nog steeds een verzoek om schadevergoeding doen als zij vindt dat zij schade heeft geleden door de FSV registratie. Dat verweerder in de brief stelt dat zij niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming doet hier niet aan af.
5.2.
Omdat de brief van 22 juli 2023 geen besluit is in de zin van de Awb, heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.