In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omzettingsvergunning voor het pand gelegen aan [adres] in [plaats]. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 21 december 2021, en het bestreden besluit van 7 maart 2023 bevestigt deze verlening. Eisers vrezen voor aantasting van hun woongenot door de kamerbewoning van maximaal acht personen in het pand. Ze stellen dat de vergunning is ingetrokken op verzoek van de vergunninghoudster, en dat de kamerbewoning leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het geordende woon- en leefmilieu. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de omzettingsvergunning niet ingetrokken is, omdat er geen daartoe strekkend besluit van verweerder is genomen. De rechtbank stelt vast dat de regels in de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 zijn opgesteld om onevenwichtige effecten van schaarste aan woonruimte te bestrijden. De rechtbank concludeert dat verweerder de vergunning mocht verlenen, omdat er geen onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefmilieu is aangetoond. De zorgen van eisers over parkeren worden niet als relevant beschouwd, aangezien parkeren geen onderdeel is van het toetsingskader voor de vergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de verleende omzettingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.