ECLI:NL:RBDHA:2024:12752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 5592
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening horeca-inrichting na explosie

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die de horeca-inrichting [handelsnaam] exploiteert in [plaats]. Verweerder, de burgemeester van Den Haag, heeft op 5 juni 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de horeca-inrichting voor een periode van drie maanden gesloten wordt, eindigend op 31 augustus 2024. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een explosie die gericht was op de inrichting, waarbij de kans op herhaling groot wordt geacht. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 11 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de sluiting van de horeca-inrichting noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde en veiligheid. Hoewel de sluiting als een straf kan aanvoelen, is het volgens vaste rechtspraak geen punitieve sanctie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de openbare orde en veiligheid zwaarder weegt dan de belangen van verzoeker. Verzoeker heeft aangegeven bereid te zijn om maatregelen te nemen, zoals het inzetten van een beveiliger, maar er was nog geen concreet plan gepresenteerd. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de sluiting niet afhankelijk is van persoonlijke verwijtbaarheid van verzoeker en dat verweerder bevoegd was om tot sluiting over te gaan.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier A.J. van Rossum.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5592
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] h.o.d.n. [handelsnaam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Kassino),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P. Alonso).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van verweerder om [handelsnaam] in het perceel [adres] te [plaats] (de horeca-inrichting) te sluiten voor een periode van drie maanden. [1]
1.1.
Verweerder heeft verzoeker bij besluit van 5 juni 2024 (het - primaire - besluit) een
last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat de horeca-inrichting wordt gesloten voor de duur van drie maanden, eindigend op 31 augustus 2024 om 23:00 uur. In deze periode is begrepen dat verzoeker de horeca-inrichting per 31 mei 2024 23:00 uur vrijwillig gesloten heeft gehouden.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 juli 2024 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, vergezeld van [naam 1] en
[naam 2] , de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan op het verzoek.
1.5.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de
rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de bestuurlijke rapportage genoegzaam
blijkt dat de explosie was gericht op de horeca-inrichting. Het politieonderzoek is nog gaande en verweerder heeft ook op zitting aangegeven dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat sprake is van vandalisme of dat de explosie was gericht op de buren. De politie gaat er nog steeds van uit dat de aanval was gericht op de horeca-inrichting en zegt dat de kans op herhaling nog steeds groot is. Daarom moet worden vastgesteld dat de openbare orde en de veiligheid op dit moment is gediend met de sluiting. Dat er niet meer informatie is uit het strafrechtelijk onderzoek, kan hier niet aan afdoen. De sluiting voelt waarschijnlijk als een straf, maar volgens vaste rechtspraak is het geen punitieve sanctie. [2]
De voorzieningenrechter ziet dit hier niet anders. Persoonlijke verwijtbaarheid van verzoeker is voorts niet nodig voor een sluiting. Verweerder was, wat er ook zij van de explosie bij de andere inrichting en de modus operandi, bevoegd om tot de sluiting over te gaan en heeft dit noodzakelijk en evenwichtig mogen achten. Het is duidelijk dat de sluiting veel gevolgen heeft voor verzoeker, want er zijn geen inkomsten van deze horeca-inrichting en de kosten lopen door. Maar het belang van bescherming van de openbare orde en de veiligheid weegt op dit moment zwaarder dan het belang van verzoeker.
Verzoeker heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn om een flexibele camera of een beveiliger voor de nachtelijke uren te regelen. De voorzieningenrechter overweegt dat, nu er nog geen concreet plan voorligt, nog niet kan worden gezegd dat de kans op herhaling of het gevaar voor de openbare orde en veiligheid (daarmee) minder is. Als verzoeker een concreet plan hiervoor bij verweerder indient, dan is verweerder bereid om mee te denken en mogelijk kan dit leiden tot een andere uitkomst.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Artikel 174, eerste en derde lid, van de Gemeentewet, artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder c, in verbinding met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) en het Handhavingsbeleid voor horeca en alcoholverstrekkers (het beleid)
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614), r.o. 11.2.