ECLI:NL:RBDHA:2024:12752
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening horeca-inrichting na explosie
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die de horeca-inrichting [handelsnaam] exploiteert in [plaats]. Verweerder, de burgemeester van Den Haag, heeft op 5 juni 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de horeca-inrichting voor een periode van drie maanden gesloten wordt, eindigend op 31 augustus 2024. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een explosie die gericht was op de inrichting, waarbij de kans op herhaling groot wordt geacht. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 11 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de sluiting van de horeca-inrichting noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde en veiligheid. Hoewel de sluiting als een straf kan aanvoelen, is het volgens vaste rechtspraak geen punitieve sanctie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de openbare orde en veiligheid zwaarder weegt dan de belangen van verzoeker. Verzoeker heeft aangegeven bereid te zijn om maatregelen te nemen, zoals het inzetten van een beveiliger, maar er was nog geen concreet plan gepresenteerd. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de sluiting niet afhankelijk is van persoonlijke verwijtbaarheid van verzoeker en dat verweerder bevoegd was om tot sluiting over te gaan.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier A.J. van Rossum.