Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024, hebben eisers, een gezin dat gezamenlijk is ingereisd, afzonderlijk een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning ingediend op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. Na het indienen van hun aanvragen op 18 april 2022, hebben zij de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvragen. De rechtbank had eerder, op 23 november 2023, de beroepen van eisers gegrond verklaard en een beslistermijn van acht weken opgelegd aan de verweerder. Echter, op 19 april 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld omdat er wederom geen besluit was genomen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er samenhang is tussen de zaken van eisers, gezien hun gezamenlijke aanvraag en gezinsverband. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat de eerdere ingebrekestelling niet opnieuw vereist was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvragen bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.