ECLI:NL:RBDHA:2024:1286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de vrijheidsbeperkende maatregel voor een asielzoeker na incidenten in opvanglocatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De eiser, geboren op een onbekende datum en van onbekende nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) om hem per 22 december 2023 in de HTL te plaatsen, na een incident op 19 en 20 december 2023 waarbij hij zich agressief en ongepast gedroeg. De rechtbank oordeelde dat het COa terecht had besloten tot deze maatregel, gezien de ernst van de gedragingen van de eiser, die onder invloed van alcohol verkeerde en zich schuldig maakte aan grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank concludeerde dat de plaatsing in de HTL noodzakelijk was voor de veiligheid van andere bewoners en het personeel van de opvanglocatie. De rechtbank verklaarde zowel het beroep tegen het plaatsingsbesluit als het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de ernst van de incidenten niet verminderd werd door het feit dat er geen aangifte was gedaan door de betrokkenen, en dat de eiser verantwoordelijk gehouden kon worden voor zijn gedrag, ook al was hij dronken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.