ECLI:NL:RBDHA:2024:1286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL24.2218 en AWB 24/950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de vrijheidsbeperkende maatregel voor een asielzoeker na incidenten in opvanglocatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De eiser, geboren op een onbekende datum en van onbekende nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) om hem per 22 december 2023 in de HTL te plaatsen, na een incident op 19 en 20 december 2023 waarbij hij zich agressief en ongepast gedroeg. De rechtbank oordeelde dat het COa terecht had besloten tot deze maatregel, gezien de ernst van de gedragingen van de eiser, die onder invloed van alcohol verkeerde en zich schuldig maakte aan grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank concludeerde dat de plaatsing in de HTL noodzakelijk was voor de veiligheid van andere bewoners en het personeel van de opvanglocatie. De rechtbank verklaarde zowel het beroep tegen het plaatsingsbesluit als het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de ernst van de incidenten niet verminderd werd door het feit dat er geen aangifte was gedaan door de betrokkenen, en dat de eiser verantwoordelijk gehouden kon worden voor zijn gedrag, ook al was hij dronken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/950 en NL24.2218

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van onbekende nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2023 (hierna: het plaatsingsbesluit) heeft het COa op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) besloten om eiser per die datum te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 22 december 2023 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit (AWB 24/950) en de vrijheidsbeperkende maatregel (NL24.2218) beroep ingesteld. Eiser heeft gronden ingediend.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Het COa en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Het COa heeft bij het plaatsingsbesluit besloten om eiser met ingang van 22 december 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich in de avond van 19 december 2023 op 20 december 2023 op het AZC in Vlissingen schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Eiser heeft overlastgevend gedrag veroorzaakt ten aanzien van zijn kamerbewoners door het gebruik van grof taalgebruik. Eiser heeft seksueel grensoverschrijdende bewegingen gemaakt richting een Trigion-medewerker, door zijn hand op zijn geslachtsdeel te leggen en zijn heupen naar voren en achteren te bewegen. Eiser heeft weerstand vertoond door niet in te gaan op de vraag van een Trigion-medewerker om rustig op het bed te gaan zitten. Eiser heeft aan de armen van deze Trigion-medewerker getrokken waardoor de Trigion-medewerker zijn evenwicht verloor en tegen de locker aanviel. Deze Trigion-medewerker heeft vervolgens een vuistslag van eiser tegen zijn borst gekregen. Een andere Trigion-medewerker heeft daar op gehandeld door zich tussen eiser en de Trigion-medewerker te plaatsen. Eiser werd steeds agressiever en daarom is de politie ingeschakeld. Eiser trok ondertussen steeds zijn kleren uit en luisterde niet naar de aanwijzingen van de politie. Eiser staat op een gegeven moment naakt en maakt seksuele gebaren naar zijn geslachtsdeel. Er is daarom besloten om eiser naar een time-out plaats op een andere locatie te brengen. Eiser is door de taxichauffeur uit de auto gezet, omdat eiser meerdere keren handtastelijk werd richting de chauffeur. Eiser heeft een arm om de nek van de chauffeur gelegd waarop de chauffeur de politie heeft gebeld. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen heeft het COa geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
2. De staatssecretaris heeft met de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw eiser verplicht om zich met ingang van 22 december 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij de vrijheidsbeperkende maatregel bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht.
Standpunten van partijen
3. Eiser stelt dat uit de verslaglegging van het incident volgt dat er sprake was van dronkenmanschap bij eiser. Eiser heeft aangegeven daar spijt van te hebben. Verder geeft eiser aan dat hij zich in een stresssituatie bevond, omdat hij in een kamer woonde met 10 personen, waaronder 8 Syriërs, 1 Jemeniet en eiser. Eiser geeft aan dat de Syriërs een soort supermarkt van de kamer hadden gemaakt, waardoor het een komen en gaan van personen was en eiser derhalve geen enkele rust in zijn kamer had. Eiser merkt op dat het handelen van eiser op 19 december 2023 niet ten grondslag ligt aan de HTL-plaatsing, omdat als startdatum van het incident (nr. 1315514) 20 december 2023 wordt vermeld. De om 23:23 uur gearriveerde politie constateerde dat eiser geen strafbaar feit had gepleegd. Het COa heeft vervolgens om 00:35 uur op 20 december 2023 een taxi gebeld om eiser naar de time-out locatie te brengen. De taxichauffeur heeft eiser ter hoogte van Goes uit de auto gezet wegens onwenselijk gedrag. Eiser vindt het vreemd dat hij zonder (extra) begeleiding in een taxi is gezet welke is bemand met één chauffeur voor een rit van 200 km, terwijl eerder op de avond al is geconstateerd dat eiser onder invloed van alcohol was en waarvan het COa van oordeel is dat eiser zich heeft misdragen. Dat dit tot problemen zou kunnen leiden had het COa kunnen en moeten inzien. Eiser stelt dat het onwenselijke gedrag van eiser richting de taxichauffeur (het aantikken op de schouder en het leggen van een arm om de nek) kan worden gekwalificeerd als dronkenmansgedrag. Er is geen sprake van anderszins fysiek geweld of verbale agressie. Bovendien heeft de taxichauffeur geen aangifte gedaan. Eiser stelt dat de oplegging van de HTL-maatregel een te zware bestraffing is en dat ten onrechte is afgezien van een lichtere maatregel.
4. Het COa stelt dat het plaatsingsbesluit niet enkel gebaseerd is op de gebeurtenissen in de taxi. Uit de motivering van het besluit blijkt dat de uitvoerig beschreven incidenten op 19 en 20 december 2023 aan het besluit ten grondslag zijn gelegd. Eiser heeft door zijn overmatige drankgebruik frequent overlastgevend en onacceptabel gedrag vertoont en heeft zich daarbij ook fysiek gewelddadig tegen medewerkers en medebewoners gekeerd. Dat het wangedrag volgens de politie geen strafbaar feit is doet daar niet aan af. Het COa heeft op diverse manieren getracht om het gedrag van eiser aan te pakken met correctiegesprekken en ROV-maatregelen. Het COa heeft aanvankelijk nog gemeend te kunnen volstaan met een time-out plaatsing, maar het gedrag van eiser in de taxi was de druppel voor het COa. Het COa stelt dat, gelet op de beschrijving van het met de taxicentrale gevoerde telefoongesprek, eisers gedragingen in de rijdende taxi op de snelweg door eiser ten onrechte worden afgedaan als enkel dronkenmansgedrag. Dat het incident in de taxi zich mogelijk niet zou hebben voorgedaan als het COa voor een bijrijder had gezorgd, laat volgens het COa onverlet dat eiser ook in beschonken toestand persoonlijk verantwoordelijk is en blijft voor zijn gedrag. Het COa meent dat het effectueren van opvang enkel mogelijk is door eiser te plaatsen in de HTL.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
5. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De rechtbank ziet in wat eiser in zijn gronden en ter zitting naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke verslaglegging van het incident. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het COa niet enkel het incident met de taxichauffeur (op 20 december 2023) ten grondslag heeft gelegd, nu uit de motivering van het besluit voldoende duidelijk blijkt dat het gaat om de aaneenschakeling van incidenten startend in de avond van 19 december 2023. Zoals ook uiteengezet in rechtsoverweging 1 volgt uit de verslaglegging van het COa dat eiser zich op de avond van 19 december 2023 op 20 december 2023 onder invloed van alcohol fysiek en verbaal ernstig heeft misdragen en grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Eiser heeft een Trigion-medewerker aangevallen, een vuistslag op zijn borst gegeven en (naakt) obscene gebaren gemaakt. Daarnaast is eiser handtastelijk geworden richting de taxichauffeur door hem tijdens de autorit aan te tikken/lastig te vallen en een arm om diens nek te leggen (nekklem). Voor zover eiser heeft gesteld dat hij zijn arm niet om de nek van de taxichauffeur heeft gelegd, is de rechtbank van oordeel dat deze enkele stelling onvoldoende is om te twijfelen aan de beschrijving van de feiten door het COa. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij dronken was en dat hij eigenlijk niet meer zo goed weet wat er in de taxi is gebeurd. De stelling van eiser dat zijn gedrag moet worden gezien als dronkenmansgedrag en dat hij niet bedoeld heeft de taxichauffeur lastig te vallen of te bedreigen, wordt niet gevolgd. Het COa heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat, ook al was eiser in een beschonken toestand, eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedrag. Dat de taxichauffeur geen aangifte heeft gedaan maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de ernst van het incident minder is en dat eiser geen ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond. De rechtbank is van oordeel dat het COa de reeks incidenten op 19 en 20 december 2023 terecht heeft aangemerkt als een incident met een zeer grote impact. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden heeft overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel bedoeld is om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie. Het effectueren van opvang is in eisers geval enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvangvoorziening en op weg naar de time-out locatie. Dat eiser spijt heeft maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de ernst van het incident minder is. Gelet op het voorgaande heeft het COa terecht geen lichter middel toegepast.
6. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
7. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.
8. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier op 6 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd de uitspraak de rechter
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.