Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,
Procesverloop
Overwegingen
vervoerennaar de HTL. De rechtbank overweegt dat uit het antwoord op die vraag (zie onder 6.1) zonder nadere toelichting niet zonder meer volgt dat er geen contra-indicaties bestaan bij de (hernieuwde) plaatsing van eiser. Zo is niet duidelijk of en in hoeverre de omstandigheden zoals in 6.2. opgenomen zijn betrokken bij de vraag of er belemmeringen bestaan tegen (hernieuwde) plaatsing. Van een ongeclausuleerd akkoord voor (hernieuwde) plaatsing in de HTL is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. De zin dat eiser als zij-instromer weer welkom is in dit geval onvoldoende om zo’n akkoord aan te nemen. Nu in het onderhavige geval niet blijkt van een ondubbelzinnig akkoord voor de plaatsing is de rechtbank van oordeel dat het plaatsingsbesluit van 22 december 2023 onzorgvuldig is voorbereid. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is gegrond. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het plaatsingsbesluit vernietigen.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond;
- vernietigt het plaatsingsbesluit;
- verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van vandaag;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.225,-;
- veroordeelt het COa en de staatssecretaris ieder voor de helft in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.