ECLI:NL:RBDHA:2024:12929
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke maatregel van plaatsing in Handhavings- en Toezichtlocatie na incidenten met geweld door asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de plaatsing van een Syrische asielzoeker in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De rechtbank behandelt twee beroepen: één tegen het plaatsingsbesluit van het COa en één tegen de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De asielzoeker, die sinds januari 2024 in de opvang verblijft, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere incidenten van geweld en agressie, waaronder een ernstig voorval op 7 juli 2024 waarbij hij een medebewoner verwondde met een scherp voorwerp. Het COa heeft, gezien de ernst van de incidenten en de impact op de veiligheid binnen de opvang, besloten tot plaatsing in de HTL.
De rechtbank heeft op 9 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat het COa terecht heeft besloten tot plaatsing in de HTL, gezien de herhaalde incidenten en de noodzaak om de veiligheid te waarborgen. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet als een straf kan worden aangemerkt, maar als een noodzakelijke maatregel ter bescherming van de openbare orde. De rechtbank wijst de argumenten van de eiser af, waaronder het betoog van dubbele bestraffing en de vermeende schending van zijn recht op privéleven onder artikel 8 EVRM. De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van de genomen besluiten.