ECLI:NL:RBDHA:2024:12950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, zoals vastgesteld op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 25 juli 2024 behandeld in Breda, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank toetst of de minister terecht heeft geoordeeld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, en of er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt, het zogenaamde interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in Kroatië slecht behandeld is en dat hij vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken krijgen met pushbacks of andere ernstige schendingen van hun rechten. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie anders is dan die van andere asielzoekers en dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen hoeft te worden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.