ECLI:NL:RBDHA:2024:12960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.23908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Bulgarije

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 juni 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft gekregen. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 te Breda op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van de beroepsgronden. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Hij heeft slechte ervaringen met de Bulgaarse autoriteiten en stelt dat er geen basisvoorzieningen zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije te maken krijgt met een schending van zijn rechten. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en verweerder hoeft geen proceskosten te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23908

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de minister van Migratie en Asiel,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 juni 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming heeft gekregen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 te Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij is in september 2022 naar Bulgarije gegaan, waar hij op 14 februari 2023 internationale bescherming heeft gekregen. Nu vraagt eiser asiel aan in Nederland. Verweerder vindt dat eiser onmiddellijk naar Bulgarije moet gaan omdat hij daar internationale bescherming heeft gekregen. Daarom heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest. [2] Eiser is in Bulgarije slecht behandeld door de politie. Daarnaast is er geen huisvesting, inkomen of medische zorg en is er voor hem geen mogelijkheid om te werken. Er is sprake van een structurele situatie van verregaande materiële deprivatie in Bulgarije. Eiser kan hierover niet klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Hij heeft immers vaker geprobeerd aangifte te doen bij de politie, maar zij willen hem niet helpen en zij hebben zelfs zijn telefoon afgenomen. De Bulgaarse autoriteiten maken zich bovendien veelvuldig schuldig aan corruptie waardoor klagen zinloos is. Eiser beroept zich ter onderbouwing van zijn standpunt op een update over 2023 van het rapport van AIDA over Bulgarije en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 31 mei 2024. [3] Daarnaast heeft eiser foto’s overgelegd van de misstanden in Bulgarije. Eiser werpt tot slot de vraag op wat voor asielvergunning hij in Bulgarije heeft en of deze nog wel geldig is.
5. Op 21 juni 2024 hebben de Bulgaarse autoriteiten op verzoek van verweerder schriftelijk bevestigd dat eiser nog subsidiaire bescherming heeft en dat zij bereid zijn eiser terug te nemen. Eiser heeft zijn beroepsgrond over de vraag of zijn verblijfsvergunning in Bulgarije nog geldig is ter zitting laten vallen.
Het oordeel van de rechtbank
6. In beginsel mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit bevestigd in een viertal uitspraken van 1 november 2023. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn specifieke geval anders is. Hierbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid, die wordt bereikt als de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terechtkomt in een "toestand van zeer verregaande materiële deprivatie", waardoor hij niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden. Dit volgt uit het arrest Ibrahim van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [5]
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat hij bij terugkeer naar Bulgarije te maken krijgt met een schending van artikel 4 van het Handvest. In de uitspraken van de Afdeling is te lezen dat de algemene omstandigheden in Bulgarije niet zodanig zijn dat statushouders structureel, op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij geen toegang hebben tot fundamentele behoeften, zoals onderdak en eten. Daar komt bij dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij in ieder geval tot het najaar van 2023 in de opvang in Bulgarije heeft verbleven. Eiser heeft dus ook nog opvang gehad nadat hij al een verblijfsvergunning heeft gekregen. Voor zover eiser betoogt dat sprake is van een structureel slechte situatie in Bulgarije, volgt de rechtbank dat dan ook niet. Eisers beroepsgrond dat hij in Bulgarije geen werk kan vinden, volgt de rechtbank evenmin. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat hij via een uitzendbureau een baan aangeboden heeft gekregen. Dat dit een contract met weinig uren betrof, doet daaraan niet af. Eiser heeft verder niet onderbouwd welke inspanningen hij nog meer heeft verricht om werk te vinden terwijl verweerder wel mag verwachten dat eiser zich inspant om werk te vinden in Bulgarije.
8. Het beroep van eiser op de update van het AIDA-rapport leidt niet tot een ander oordeel. De update dateert weliswaar van na de uitspraken van de Afdeling van 1 november 2023, maar over statushouders staan hier echter geen wezenlijke verschillen in ten opzichte van het rapport van 2022, dat wel door de Afdeling is meegenomen. Uit de AIDA-rapporten blijkt dat er NGO’s zijn die wel hulp bieden en dat er bij de Bulgaarse autoriteiten geklaagd kan worden indien men in een ‘catch-22-situatie’ terechtkomt. Eisers beroepsgrond dat hij geen mogelijkheid heeft om te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten en er sprake is van corruptie, slaagt niet. Eiser heeft zich slechts gewend tot één politiebureau en daar is eiser niet geholpen. Dat is onvoldoende voor de conclusie dat de Bulgaarse autoriteiten eiser niet zouden kunnen of willen helpen.
9. Het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, slaagt niet. Anders dan in die uitspraak is verweerder in het bestreden besluit wel ingegaan op de door eiser ingediende zienswijze, echter heeft verweerder geoordeeld dat die zienswijze niet leidde tot een ander oordeel dan in het voornemen.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft terecht eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
5.ECLI:EU:C:2019:219.