ECLI:NL:RBDHA:2024:12968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.30129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw met vrees voor gedwongen huwelijk en vrouwenbesnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Nigeriaanse vrouw, eiseres, die vreesde voor een gedwongen huwelijk en vrouwenbesnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. Eiseres, geboren in 1995, diende op 31 oktober 2020 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 30 augustus 2023 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen deze afwijzing behandeld op 11 april 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M. Woudwijk, en een tolk, R.A. Osman. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, die onder andere stelde dat zij gedwongen zou worden om te trouwen met een man genaamd [A] en dat zij vreesde voor vrouwenbesnijdenis en represailles van een vrouw genaamd [B]. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over de gedwongen huwelijk en de dreigementen ongeloofwaardig waren, en dat er geen reëel risico op ernstige schade was bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank concludeerde dat de Minister de aanvraag terecht had afgewezen als ongegrond, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.30129
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres
mede namens haar minderjarige dochter
[minderjarige], V-nummer: [V-nummer 2] , (gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorganger), verweerder (gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Procesverloop

Eiseres stelt dat zij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [geboortedatum] 1995.
Eiseres heeft op 31 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen: R.A. Osman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw aan de hand van de beroepsgronden die zij heeft aangevoerd.
2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres legt - kort samengevat - aan haar asielaanvraag ten grondslag dat haar vader in Nigeria, toen zij nog klein was, geld had geleend van een man, genaamd [A] , en dat daarbij is afgesproken dat deze man met eiseres zou trouwen als zij ouder was. In 2014, toen haar vader inmiddels was overleden, heeft [A] aan eiseres kenbaar gemaakt dat haar vader hem een bedrag verschuldigd was en dat eiseres met hem moest trouwen. Eiseres heeft dit geweigerd, maar haar oom is akkoord gegaan met het huwelijk. Na het aanzoek heeft het anderhalf jaar geduurd voor er een trouwdatum werd vastgesteld. Één week voordat de huwelijksceremonie zou plaatsvinden, in 2016, is eiseres gevlucht naar het huis van mevrouw [B] . Eiseres kende haar van de kapperszaak waar zij werkte. Met mevrouw [B] is eiseres overeengekomen dat zij de reis van eiseres naar Italië zou regelen. Daarbij werden afspraken gemaakt en één daarvan was dat eiseres daarvoor in ruil geld moest terugbetalen en dat zij dood moest gaan, als zij dat niet zou doen. Voor het vertrek naar Italië moest eiseres van mevrouw [B] naar een voodoopriester, bij wie gedurende een week een ritueel werd uitgevoerd. Eiseres verklaart dat mevrouw [B] haar in Italië dwong om prostitutiewerkzaamheden te verrichten. In Italië is eiseres zwanger geworden. Zij is in maart 2020 Nederland ingereisd en aldaar bevallen van haar dochter [minderjarige] . Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiseres te moeten trouwen met [A] , voor besnijdenis van haarzelf en haar dochter [minderjarige] en voor de represailles van mevrouw [B] , vanwege het geldbedrag dat zij nog moet terugbetalen voor de reis.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Gedwongen huwelijk;
3. Vrouwenbesnijdenis;
4. Doodsbedreiging.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de gestelde uithuwelijking, vrees voor vrouwenbesnijdenis en de doodsbedreiging echter ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiseres hierover volgens verweerder in hoofdlijnen ongerijmd dan wel summier van aard zijn.
6. Over het geloofwaardig bevonden relevante element stelt verweerder zich op het standpunt dat dit niet te herleiden is tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet aannemelijk dat eiseres bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de aanvraag van eiseres daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres
7. Eiseres voert aan dat verweerder haar asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank zal ingaan op de beroepsgronden die daartoe worden aangevoerd.
Gedwongen huwelijk
8. Eiseres voert -samengevat- aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar Nigeria met [A] zal moeten trouwen. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte aan haar heeft tegengeworpen dat zij geen inzicht geeft in waarom [A] bereid was anderhalf jaar te wachten met het vaststellen van de huwelijksdatum, in de inhoud van de gesprekken die gevoerd werden met haar over [A] en in hoe er druk werd uitgeoefend. Eiseres heeft daarentegen niet ongerijmd verklaard en heeft voldoende inzicht gegeven over de wijze waarop er druk werd uitgeoefend.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres bij teugkeer naar Nigeria met [A] zal moeten trouwen. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in waarom [A] na 2014 anderhalf jaar wilde wachten met het vaststellen van een huwelijksdatum, terwijl zij aanvankelijk verklaart dat hij snel met haar wilde trouwen. Het is in dat geval ongerijmd dat [A] anderhalf jaar zou willen wachten. [A] had immers reeds ruim acht jaar gewacht op het huwelijk. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dan ook dat het onduidelijk blijft waarom [A] anderhalf jaar zou willen wachten. Dat de moeder en de verdere familie van eiseres [A] om tijd vroegen om met haar te praten zodat zij alsnog met hem zou trouwen, is daartoe onvoldoende en geeft geen inzicht in waarom [A] bereid was anderhalf jaar te wachten terwijl hij snel wilde trouwen.
8.2.
De rechtbank overweegt verder dat eiseres evenmin inzicht geeft over wat in die anderhalf jaar tijd is gebeurd. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiseres summier heeft verklaard over de druk die zij ervoer nadat zij had aangegeven niet met [A] te willen trouwen en hoe die druk zich uitte. Eiseres verklaart immers dat zij niet weet waar de gesprekken over gingen die gevoerd werden met haar over [A] . De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn redenering dat de gestelde druk en hoe eiseres deze druk heeft ervaren onduidelijk blijft.
8.3.
Tevens overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van de moeder van eiseres, ingebracht in de zienswijze van 17 maart 2022, evenmin blijkt dat er sprake is van een indicatie dat eiseres zal worden gedwongen om alsnog met [A] te trouwen. Dat [A] naar eiseres vraagt en de intentie heeft met haar te trouwen, is geen indicatie dat eiseres hiertoe alsnog gedwongen zal worden. De beroepsgrond faalt.
Vergewisplicht
9. Eiseres voert aan dat verweerder in het kader van de conclusie van Bureau Documenten (BD) ten aanzien van het onderzoek naar het politierapport niet heeft voldaan aan de vergewisplicht. Er is een vergewisbrief toegevoegd aan de verklaring van onderzoek. Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank met zaaknummers NL23.6431 en NL23.15032, waarin dit ook aan de orde was. De rechtbank heeft toen geoordeeld dat verweerder met de overgelegde vergewisbrief nog steeds niet voldaan heeft aan de
vergewisplicht. Er is geenszins gemotiveerd of en zo ja in hoeverre de staatssecretaris de conclusies van BD onderschrijft. Ook in dit geval is er niet voldaan aan de vergewisplicht. Volgens eiseres moet het beroep reeds daarom gegrond worden verklaard.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de vergewisplicht niet heeft geschonden, omdat zij met verweerder van oordeel is dat er geen sprake is van een situatie waarbij verweerder nadere invulling moet geven aan zijn vergewisplicht dan hij met de vergewisbrief al heeft gedaan. Verweerder is dan ook terecht uitgegaan van de juistheid van de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten. Verweerder heeft mogen betrekken dat eiseres niet gemotiveerd heeft betwist dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit vaste jurisprudentie1 volgt immers dat verweerder niet zonder nadere motivering op het advies van deze deskundige mag afgaan, indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren brengt. Het moet dan gaan om twijfel die afbreuk doet aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De rechtbank overweegt dat de verwijzing van eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank met zaaknummers NL23.6431 en NL23.15032 in dat kader onvoldoende is. Uit voornoemde uitspraak kan immers niet worden opgemaakt dat de vergewisplicht van verweerder per definitie en in iedere zaak verder reikt dan in de vergewisbrief van 12 juni 2023 is opgenomen. Eiseres heeft nagelaten toe te lichten waarom dat in dit geval zo zou zijn. De beroepsgrond faalt.
Reëel risico op ernstige schade vanwege represailles door mensenhandelaren
10. Eiseres voert - samengevat - aan dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege represailles door mevrouw [B] . Eiseres doet een beroep op het algemeen ambtsbericht van Nigeria van januari 2023 en het aanvullende ambtsbericht van maart 20242. Eiseres voert aan dat zij een groot risico loopt op represailles omdat zij een enorme schuld heeft bij mevrouw [B] en deze terug moet betalen, maar zij heeft besloten om te vluchten. Verder voert eiseres aan dat ze geen financiële steun heeft van familie om zich elders te vestigen.
10.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de beschikbare landeninformatie3 volgt dat er altijd een kans bestaat dat een slachtoffer van mensenhandel bij terugkeer naar Nigeria te maken krijgt met represailles. Hieruit volgt echter niet dat deze kans zich in elk afzonderlijk geval manifesteert in fysieke represailles. Het ligt daarom op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat in haar individuele geval daadwerkelijk represailles zullen volgen, welke vorm die represailles aannemen en in hoeverre die represailles leiden tot de conclusie dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in haar individuele geval represailles dreigen als ze terugkeert naar Nigeria. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft kunnen maken hoe zij bij mevrouw [B] in beeld zal komen als zij terugkeert naar Nigeria. Daarbij mocht verweerder betrekken dat de verklaringen van eiseres omtrent de dreigementen die jegens haar en haar familie zijn geuit,
1. Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1904.
2 Zie brief Ministerie van Buitenlandse Zaken van 21 maart 2024.
3 Zie brief Ministerie van Buitenlandse Zaken van 21 maart 2024, p. 5.
ongeloofwaardig zijn geacht. Verweerder heeft er ook op kunnen wijzen dat eiseres heeft verklaard geen contact meer te hebben met mevrouw [B] en dat mevrouw [B] geen rechtstreeks contact met eiseres heeft gehad. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat de aangifte van de moeder van eiseres hoogstwaarschijnlijk niet echt is en hoogstwaarschijnlijk frauduleus is verkregen.
10.3.
De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat op uit de beschikbare landeninformatie4 in zijn algemeenheid volgt dat mensenhandelaren ernaar streven dat de geldschuld wordt afbetaald door het slachtoffer en dat zich verschillende vormen van represailles kunnen voordoen om dit doel te bereiken. Uit de landeninformatie volgt echter ook dat er mogelijkheden bestaan om een afbetalingsregeling te treffen. Het hebben van een openstaande geldschuld is op zichzelf dan ook onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een reëel risico op represailles. Uitgangspunt is dat het op de weg van eiseres ligt om te onderbouwen waarom in haar geval represailles dreigen en waarom het voor haar onmogelijk is die af te wenden. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat het voor eiseres onmogelijk is de schuld aan mevrouw [B] af te betalen, nu eiseres heeft verklaard werkzaamheden te hebben verricht als kapster. Evenmin is gebleken dat eiseres hierbij niet de hulp van derden kan inschakelen, zoals die van haar partner. Verweerder heeft er in dit verband op mogen wijzen dat de door eiseres gestelde problemen in Nigeria ongeloofwaardig zijn geacht. Daarmee is evenmin geloofwaardig dat eiseres geen beroep kan doen op haar sociale netwerk om haar te helpen om de schuld af te betalen. Daarbij is relevant dat uit het algemeen ambtsbericht van januari 20245 volgt dat het risico op hernieuwde smokkel en uitbuiting kan worden verminderd indien er sprake is van nieuwe mogelijkheden eigen inkomen te genereren. De beroepsgrond faalt.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
4 Zie Algemeen Ambtsbericht Nigeria van 31 januari 2024 en brief Ministerie van Buitenlandse Zaken van 21 maart 2024.
5 Zie Algemeen Ambtsbericht Nigeria van 31 januari 2024, pagina 90.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.