ECLI:NL:RBDHA:2024:12992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.39668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor verblijf als gezinslid bij referente op basis van middelenvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een minderjarig meisje van Kameroense afkomst, had een mvv aangevraagd om bij haar biologische moeder, referente, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het middelenvereiste, omdat referente niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiseres stelde dat de aanvraag als een nareisaanvraag moest worden behandeld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had getoetst aan de voorwaarden voor een reguliere mvv-aanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het middelenvereiste rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres was uitgevallen, omdat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen. Eiseres kreeg geen vergoeding van de proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39668
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Muijlkens).

Procesverloop

In het besluit van 26 oktober 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] (referente)’ afgewezen.
In het besluit van 22 november 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens eiseres is ook verschenen: [referente] , referente. Als tolk is verschenen: V.M. Corcelle. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 2013 en heeft de Kameroense nationaliteit. Zij beoogt verblijf bij referente, haar biologische moeder, in Nederland. Referente is geboren op [geboortedatum 2] 1991, heeft de Kameroense nationaliteit en beschikt over een asielvergunning. Zij heeft ten behoeve van eiseres een aanvraag tot het verlenen van een mvv, met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij referente ingediend. Bij het besluit van 26 oktober 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat referente niet voldoet aan het middelenvereiste en daar niet van is vrijgesteld. Verweerder ziet geen aanleiding om af te wijken van zijn beleid. Referente is niet werkzaam en ontvangt sinds mei 2023 een uitkering in het kader van de Participatiewet. Niet is gebleken dat referente zich actief heeft ingespannen om (alsnog) aan het middelenvereiste te voldoen. Verweerder heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt, die in het nadeel van eiseres en referente is uitgevallen. In het kader van die belangenafweging heeft verweerder overwogen dat uit de huidige situatie niet kan worden afgeleid dat dit een blijvende situatie is. Het is volgens verweerder niet uitgesloten dat de omstandigheden van referente zodanig wijzigen, dat zij wel aan de eisen zal voldoen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de aanvraag om een mvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De aanvraag om afgifte van een mvv wordt getoetst aan dezelfde voorwaarden als die voor een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Het toetsingskader daarbij is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
3.2.
De algemene voorwaarden voor een mvv met het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie
- of gezinslid’ staan in artikel 16 van de Vreemdelingenwet. Een voorwaarde voor verlening is dat referente duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan, het middelenvereiste. Vast staat dat referente niet voldoet aan het middelenvereiste en dat zij op grond van het beleid van verweerder hiervan niet is vrijgesteld.1 De aanvraag wordt volgens verweerders beleid in dat geval afgewezen.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag heeft mogen afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen nareisprocedure of gelijkstelling daaraan
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit heeft getoetst aan de voorwaarden die gelden voor een mvv-aanvraag. Volgens eiseres moet de aanvraag van 8 juni 2022 worden beschouwd als een nareisaanvraag, zodat referente wordt vrijgesteld van het middelenvereiste. Verweerder had volgens eiseres de aanvraag moeten behandelen als een nareisaanvraag en in dat geval is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat het niet aan de schuld van referente is te wijten dat zij niet tijdig een nareisaanvraag heeft ingediend. Eiseres voert aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden, namelijk dat referente niet goed was ingelicht door Vluchtelingenwerk over de voorwaarden voor het indienen van een tijdige nareisaanvraag en zij daardoor heeft vertrouwd op onjuiste informatie. Referente kon de aanvraag zelf niet goed volgen, omdat zij de taal niet machtig was en bij de gesprekken met Vluchtelingenwerk niet altijd een Franse tolk aanwezig was.
1. Paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft getoetst aan de vereisten die gelden voor een mvv-aanvraag. Referente heeft immers geen nareisaanvraag ingediend ten behoeve van eiseres, maar enkel een reguliere aanvraag voor gezinshereniging.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er terecht op gewezen dat als de aanvraag een nareisaanvraag zou zijn geweest, deze evenmin tot inwilliging had geleid, omdat de termijn voor indiening van een nareisaanvraag is overschreden en er geen sprake zou zijn geweest van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het niet tijdig indienen van een nareisaanvraag komt namelijk voor rekening en risico van eiseres en referente, omdat uit vaste jurisprudentie2 blijkt dat fouten van een gemachtigde of hulppersoon van een referente of vreemdeling, zoals Vluchtelingenwerk, geen reden vormen om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarnaast acht de rechtbank relevant dat voor vele mensen geldt dat zij bij binnenkomst in Nederland de taal niet machtig zijn, maar het hen wel lukt om voor gezinsleden de nareisaanvraag tijdig in te dienen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor verweerder kan afwijken van de geldende wet- en regelgeving.
4.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Het middelenvereiste
5. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder ten onrechte het middelenvereiste tegenwerpt aan referente en zij daarvan moet worden vrijgesteld. Volgens eiseres is sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat het vasthouden aan het middelenvereiste in haar individuele situatie leidt tot onevenredige gevolgen in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Eiseres voert aan dat referente niet aan het middelenvereiste kan voldoen omdat referente studeert, woonruimte moest zoeken en bezig is met inburgering. Referente is de Nederlandse taal niet machtig en volgt daarom een integratiecursus om de Nederlandse taal te leren. Referente is niet werkzaam, maar heeft wel pogingen gedaan om werk te vinden. Op zitting heeft referente verklaard dat zij geprobeerd heeft om werk te vinden dat buiten de lestijden van de integratiecursus valt, maar dit haar niet is gelukt, omdat zij de Nederlandse taal niet voldoende begrijpt. Daarnaast moet zij veel huiswerk maken als zij thuis komt van de integratiecursus.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit heeft mogen vasthouden aan het middelenvereiste en dit vereiste aan referente heeft mogen tegenwerpen. De mvv-aanvraag is afgewezen, omdat referente niet voldoet aan het middelenvereiste en zij evenmin valt onder een van de vrijstellingsgronden, omdat zij niet voldoet aan de eisen die hiervoor zijn gesteld in artikel 3.22, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en in hoofdstuk B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het vasthouden aan het middelenvereiste in haar individuele situatie leidt tot onevenredige gevolgen in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen. Eiseres heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat referente op korte termijn niet kan voldoen aan het middelenvereiste. In dit verband mocht verweerder overwegen dat er veel arbeidsmigranten in Nederland zijn die ook de
Nederlandse of Engelse taal niet machtig zijn en toch werkzaam zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dat referente de Nederlandse taal niet machtig is en een inburgeringstraject volgt, maakt dus niet dat referente niet op korte termijn aan het middelenvereiste zou kunnen gaan voldoen. Daaraan hoefde verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen doorslaggevende betekenis te hechten. Evenmin is gebleken van aantoonbaar voldoende inspanningen van referente voor het vinden van werk. Dat referente twee tot drie keer heeft geprobeerd een baan te vinden, is hiertoe onvoldoende.
5.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
De belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel heeft laten uitvallen. Volgens eiseres is namelijk sprake van schrijnende omstandigheden die maken dat haar belang zwaarder weegt dan het belang van de Nederlandse overheid. Eiseres voert aan dat het in haar belang is om niet langer op te groeien in een omgeving waarin homoseksualiteit niet geaccepteerd is, omdat haar vader haar relatie met haar moeder (referente) zal verbreken wanneer de geaardheid van referente bekend wordt. Eiseres zal dan ook in een levensgevaarlijke situatie terecht komen en in Kameroen slachtoffer dreigen te worden van mensenrechtenschendingen als kind van een homoseksuele moeder. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar het rapport van Human Rights Watch Cameroon3 waarin staat dat familieleden van de LHBTI-gemeenschap grote risico’s lopen om slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen terwijl de overheid niet ingrijpt. Eiseres voert verder aan dat verweerder niet alle belangen heeft betrokken in zijn besluitvorming. Volgens eiseres heeft verweerder haar relatie met referente en de risico’s die eiseres kan lopen wanneer ze bij haar vader in Kameroen blijft, niet meegewogen in zijn belangenafweging.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er gezinsleven bestaat tussen eiseres en referente in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (EVRM).
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres is uitgevallen. Verweerder heeft in het bestreden besluit vermeld welke omstandigheden zijn meegenomen in de belangenafweging en welk gewicht daaraan is toegekend.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in de belangenafweging in het voordeel van eiseres heeft meegewogen dat tussen haar en referente sprake is van een familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM en dat zij als minderjarig kind belang heeft bij het opgroeien bij haar moeder, referente. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daaraan niet ten onrechte geen doorslaggevend belang heeft toegekend. Verweerder heeft in de belangenafweging ook in het voordeel van eiseres meegewogen dat er sprake is van een objectieve belemmering om het familieleven met referente uit te oefenen in Kameroen. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder aan deze omstandigheid ook geen doorslaggevende betekenis te hechten. De rechtbank overweegt hiertoe dat er geen sprake is van een uitzichtloze situatie, omdat niet is gebleken dat
3 Human Rights Watch: Cameroon: Rising Violence Against LGBTI People.
referente niet op korte termijn aan het middelenvereiste zou kunnen gaan voldoen. Evenmin is gebleken dat eiseres en referente niet op andere manieren dan fysiek in Nederland het gezinsleven met elkaar kunnen uitoefenen, zoals zij dat inmiddels lange tijd doen.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder allereerst zwaar in het nadeel van eiseres kunnen wegen dat sprake is van een eerste toelating. Verweerder heeft daarbij in het nadeel kunnen betrekken dat referente niet voldoet aan de gestelde voorwaarden voor een mvv-aanvraag. Referente voldoet immers niet aan het middelenvereiste en ontvangt momenteel een uitkering op grond van de Participatiewet. Verweerder heeft er in dit verband op kunnen wijzen dat referente een druk legt op algemene voorzieningen en niet zelf bijdraagt aan het belang van het economisch welzijn van de Nederlandse staat. Verweerder heeft in het verweerschrift nog toegevoegd dat ook in het nadeel van eiseres is meegewogen dat zij een sterkere binding heeft met Kameroen als land van herkomst. Verweerder acht hiertoe van belang dat eiseres en referente al - sinds eiseres vier jaar oud is
  • ruim zes jaar van elkaar gescheiden leven en dat eiseres in die periode is opgegroeid bij haar vader en zijn gezin in Kameroen. Het belang van eiseres als minderjarig kind omvat meer dan alleen het belang om op te groeien bij referente. Verweerder overweegt dat het in het belang van eiseres is om op te kunnen blijven groeien in een vertrouwde omgeving waar zij altijd heeft gewoond, de cultuur kent, de taal spreekt en onderwijs geniet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze sterkere band met Kameroen in het nadeel van eiseres mocht meewegen.
  • Anders dan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat verweerder alle belangen voldoende heeft betrokken in zijn besluitvorming. De stelling van eiseres dat verweerder de omstandigheden onder 6. niet heeft meegewogen in zijn belangenafweging, volgt de rechtbank dan ook niet. Verweerder heeft het belang van eiseres als minderjarig kind in het bestreden besluit, het verweerschrift en met de toelichting op zitting voldoende meegewogen en gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder erop kunnen wijzen dat het belang van eiseres meer omvat dan het belang om op te groeien bij referente. Verweerder heeft ook de invloed van het voortduren van de scheiding op de relatie tussen eiseres en referente voldoende meegewogen, omdat verweerder in het betreden besluit heeft overwogen dat eiseres en referente op andere manieren dan fysiek in Nederland het gezinsleven met elkaar kunnen uitoefenen en niet is gebleken dat zij niet op korte termijn aan de voorwaarden zou kunnen gaan voldoen.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet.
Schrijnende omstandigheden
8. De stelling van eiseres dat sprake is van schrijnende omstandigheden, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet is gebleken dat sprake is van een situatie waarin het voor eiseres gevaarlijk wordt wanneer haar omgeving achter de geaardheid van referente komt. Eiseres heeft dit immers niet aannemelijk gemaakt met haar verwijzingen naar het Country Report Cameroon 2022 en het rapport van Human Rights Watch: Cameroon: Rising Violence Against LGBTI People. Uit deze bronnen blijkt dat familieleden van leden van de LHBTI-gemeenschap grote risico’s lopen om slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen terwijl de overheid niet ingrijpt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter kunnen overwegen dat dit een subjectieve belemmering vormt voor het uitoefenen van familieleven, maar dat van deze omstandigheid
(nu nog) geen sprake lijkt en ook niet is aangetoond dat eiseres daadwerkelijk in een levensgevaarlijke situatie terecht zal komen en in Kameroen slachtoffer dreigt te worden van mensenrechtenschendingen als kind van een homoseksuele moeder. Evenmin is gebleken dat de belangen van eiseres in het geding komen wanneer haar verblijf bij referente in Nederland wordt geweigerd, omdat eiseres wordt verzorgd door haar eigen vader en zij in een land verblijft waarvan zij de taal en cultuur goed kent. Ook dit betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.

Bijlage – Juridisch kader

Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000
Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:
de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd;
de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;
de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
(…)
Artikel 3.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, verleend aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22a genoemde voorwaarden.
In de overige gevallen kan de in het eerste lid bedoelde verblijfsvergunning worden verleend.
Artikel 3.14 van het Vb
De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wordt verleend aan: (…)
c. het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van Onze Minister feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat.
Artikel 3.22 van het Vb
De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wordt verleend, indien de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, onder a.
In afwijking van het eerste lid wordt de verblijfsvergunning eveneens verleend, indien de hoofdpersoon de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt of naar het oordeel van Onze Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is.
Artikel 3.73 van het Vb
De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval zelfstandig, indien verworven uit:
wettelijk toegestane arbeid in loondienst, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;
wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;
inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen;
eigen vermogen, voor zover de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste belastingen zijn afgedragen, of
in geval van verblijf voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, studie, lerend werken of uitwisseling in het kader van Europees vrijwilligerswerk: financiële ondersteuning van de referente, een subsidie, een beurs of een toelage.
Artikel 3.74 van het Vb
De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval voldoende, indien de som van het loon, bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen, uit arbeid in loondienst, het bruto inkomen uit een inkomensvervangende uitkering krachtens een socialeverzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, de bruto-winst uit arbeid als zelfstandige en het inkomen uit eigen vermogen ten minste gelijk is aan:
het minimumloon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, onder a, en 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet;
in bij ministeriële regeling aangewezen gevallen: 150 procent van het minimumloon, bedoeld in onderdeel a.
De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn eveneens voldoende, indien het netto-inkomen ten minste gelijk is aan het normbedrag voor ho-studenten, bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000, indien de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de voorgaande leden. Daarbij kunnen gevallen worden vastgesteld waarin de in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan voldoende zijn, indien het inkomen ten minste gelijk is aan een combinatie van de in het eerste en tweede lid genoemde normbedragen.
De normbedragen, bedoeld in de voorgaande leden, worden door Onze Minister bekendgemaakt.
Artikel 3.75 van het Vb
1. De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval duurzaam, indien zij nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
2. Middelen van bestaan verkregen uit eigen vermogen zijn duurzaam, indien zij gedurende een aaneengesloten periode van een jaar beschikbaar zijn geweest en nog beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
3. In afwijking van het eerste lid, zijn middelen van bestaan verkregen uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven gedurende een aaneengesloten periode van drie jaren jaarlijks voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog beschikbaar zijn. Indien tijdens de periode van drie jaren gedurende een periode van in totaal niet langer dan zesentwintig weken een werkloosheidsuitkering is ontvangen, wordt die uitkering gelijkgesteld met inkomen uit arbeid in loondienst.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de duurzaamheid van middelen van bestaan
Paragraaf B1/4.3.2. van de Vc
Vrijstellingsgronden middelen van bestaan
De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af omdat de referente niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt, als de referente voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
  • de referente heeft de pensioengerechtigde leeftijd (…) bereikt;
  • de referente is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
  • de referente is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. (…)
Paragraaf B7/2.1.1. van de Vc
Vrijstellingsgronden middelen van bestaan
De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af omdat de referente niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt, als de referente voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
  • de referente heeft de pensioengerechtigde leeftijd (…) bereikt;
  • de referente is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
  • de referente is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. (…)

Artikel 8 van het EVRM

Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.