ECLI:NL:RBDHA:2024:13065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.30706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake zicht op uitzetting naar Algerije en belangenafweging bij maatregel van bewaring

Op 15 maart 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en geboren is in 1999, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 12 augustus 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep op 21 juni 2024. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, omdat er geen presentatie in persoon heeft plaatsgevonden en het onduidelijk is of een bericht aan de consul is verzonden. De rechtbank stelt echter vast dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, ondanks het ontbreken van een presentatie in persoon. Eiser heeft geweigerd om deel te nemen aan de presentatie en heeft geen medewerking verleend aan zijn uitzetting.

De rechtbank concludeert dat de belangenafweging niet in het voordeel van eiser uitvalt, aangezien de maatregel van bewaring nog geen zes maanden duurt en eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de bewaring onevenredig bezwarend maken. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaart het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op 15 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30706

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

De minister heeft op 15 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 12 augustus 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [1] Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan de laatste uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 21 juni 2024, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. Er heeft namelijk geen presentatie in persoon plaatsgevonden. Volgens de voortgangsrapportage zou de consul op 4 juli 2024 een bericht willen ontvangen over het niet verschijnen van eiser. Het is niet duidelijk of dit bericht is verzonden. Het is dan ook niet duidelijk waarom verweerder op 30 juli 2024 heeft gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten. Verder ontbreekt een belangenafweging in de voortgangsrapportage. Verweerder heeft in dat verband ook onvoldoende aandacht besteed aan het feit dat eiser al bijna zes maanden in bewaring zit.
5. De rechtbank overweegt dat in zijn algemeenheid zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije bestaat. [2] De omstandigheid dat geen presentatie in persoon heeft plaatsgevonden en het niet duidelijk is of een bericht over het niet verschijnen van eiser aan de consul is verzonden, geeft geen aanleiding voor de conclusie dat zicht op uitzetting voor specifiek eiser ontbreekt. In dat kader stelt de rechtbank vast dat in de voortgangsrapportage staat dat eiser heeft geweigerd om op 3 juli 2024 naar de presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Algerije te komen. Ook blijkt uit de voortgangsrapportage dat een vertrekgesprek op 28 juni 2024 niet heeft kunnen plaatsvinden met als reden “No show (verwijtbaar)”. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat eiser geen medewerking verleent aan zijn uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten aanwezig zijn om te concluderen dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het kader van eisers uitzetting aan Algerije. Verweerder verzendt immers regelmatig rappels aan de Algerijnse autoriteiten en probeert regelmatig vertrekgesprekken met eiser te houden.
6. Voor wat betreft de belangenafweging stelt de rechtbank vast dat de maatregel van bewaring nog geen zes maanden duurt. Verweerder is daarom niet gehouden een (verzwaarde) belangenafweging te maken bij het voortduren van de maatregel. Voor zover eiser stelt dat verweerder aanleiding had moeten zien om een lichter middel toe te passen, volgt de rechtbank dit niet. Eiser heeft niet in de vertrekgesprekken en ook niet in beroep nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de bewaring onevenredig bezwarend voor hem maken. Ook betrekt de rechtbank bij haar beoordeling dat eiser geen medewerking verleent aan zijn uitzetting naar Algerije.
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie meest recentelijk de uitspraak van 21 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9964.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892.