ECLI:NL:RBDHA:2024:13109
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag visum kort verblijf wegens onvoldoende binding met land van herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. Eiser, geboren in 1987 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 15 december 2022 een aanvraag ingediend om zijn nicht te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 27 december 2022, en het bezwaar van eiser werd op 24 oktober 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij sociale en economische binding heeft met Marokko. Hoewel hij een vrouw en kind in Marokko heeft, is er onvoldoende bewijs dat hij economisch gebonden is aan het land. De rechtbank stelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een structureel inkomen heeft en dat de financiële gegevens niet overtuigend zijn. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister van Buitenlandse Zaken niet in strijd heeft gehandeld met de hoorplicht, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van de bezwaarprocedure.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter J.J.P. Bosman en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.