ECLI:NL:RBDHA:2024:1317
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Somalische nationaliteit, die een beroep had ingesteld tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 24 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 11 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft op 19 januari 2024 laten weten geen contact te hebben kunnen leggen met de eiser en geen informatie te hebben over zijn verblijfplaats. De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat, gezien de omstandigheden, de eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.