ECLI:NL:RBDHA:2024:1317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.33712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Somalische nationaliteit, die een beroep had ingesteld tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 24 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 11 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft op 19 januari 2024 laten weten geen contact te hebben kunnen leggen met de eiser en geen informatie te hebben over zijn verblijfplaats. De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat, gezien de omstandigheden, de eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33712

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek van eiser een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.33713. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Dit staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 22 augustus 2023 aanvaard.
4. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Dit is ingegeven door de aan de rechtbank gestuurde brief van de staatssecretaris van 15 december 2023, waarin verwezen wordt naar een als bijlage gevoegd document met meldingen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Uit dit document blijkt dat eiser op 11 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 15 januari 2024 verzocht om aan te geven of de gemachtigde van eiser nog contact onderhoudt met eiser en om aan te geven of er nog procesbelang bestaat. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 19 januari 2024 via een bericht in het digitale dossier laten weten eiser niet hebben kunnen contacteren en als gevolg daarvan niet te weten waar eiser op dit moment verblijft. In de periode tussen het bericht van 19 januari 2024 en de datum van deze uitspraak heeft de gemachtigde de rechtbank niet geïnformeerd over eventueel hernieuwd contact met eiser of over nieuwe wetenschap van de verblijfplaats van eiser.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat - indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde waaruit blijkt dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar de vreemdeling verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt - er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. [2] Door de gemachtigde van eiser zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan in het geval van eiser van dit uitgangspunt zou dienen te worden afgeweken.
7. Nu de gemachtigde geen contact meer onderhoudt met eiser is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.