ECLI:NL:RBDHA:2024:13331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.5876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser na bedreigingen door paramilitairen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Colombiaanse man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 22 oktober 2021 een aanvraag ingediend, die op 31 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris achtte de vrees van eiser voor vervolging niet aannemelijk, ondanks zijn eerdere bedreigingen door paramilitairen na deelname aan protesten tegen de regering van Iván Duque Márquez in 2021. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet opnieuw het slachtoffer zou worden van vervolging. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de staatssecretaris in beroep alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Colombia is verbeterd onder het nieuwe regime van president Gustavo Petro. De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, maar dat de staatssecretaris wel in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5876

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, thans de Minister van Asiel en Migratie, de staatssecretaris,
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 22 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 31 januari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, D.P. Navarrete als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

De totstandkoming van het bestreden besluit

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is op [geboortedag] 1986 geboren, van Colombiaanse nationaliteit en afkomstig uit [plaatsnaam] , in de provincie Cauca te Colombia. In 2021 vonden in Colombia regelmatig protesten plaats tegen het handelen van de regering. Eiser heeft zich in dat jaar aangesloten bij een groepering die bij deze protesten mensen hielp die gewond raakten door het gewelddadige optreden van de politie. Tijdens één van de protesten werd eiser aangesproken door mensen die hem vroegen om zichzelf te identificeren. Eiser heeft hieraan gevolg gegeven. Nadien rees bij eiser het vermoeden dat deze personen paramilitairen waren. Hij werd vervolgens namelijk tweemaal telefonisch gesommeerd om zijn activiteiten tijdens de protesten te stoppen. Hierbij werd eiser ook bedreigd. Naast de telefonische bedreigingen ontving eiser ook een pamflet met doodsbedreigingen, waarvan hij aangifte deed. Omdat het hem opviel dat er mensen in zijn buurt rondhingen die op zoek leken te zijn naar iemand, besloot eiser bij een vriend te verblijven. Vanuit daar is eiser naar Nederland vertrokken.
2.1.
Na eisers vertrek uit Colombia zijn er nog twee personen bij zijn vader langsgekomen die in hem geïnteresseerd waren. Ook is hij via social media bedreigd. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Colombia vanwege zijn deelname aan de protesten in de gevangenis terecht zal komen of dat hij slachtoffer zal worden van paramilitairen die hem in opdracht van de autoriteiten laten verdwijnen of vermoorden.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- activiteiten bij protesten in 2021.
3.1.
De staatssecretaris acht beide relevante elementen geloofwaardig. Omdat de relevante elementen volgens de staatssecretaris echter niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag en ook niet aannemelijk is geworden dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Colombia, bestaat voor de staatssecretaris geen grond om aan eiser een vergunning te verlenen op één van de gronden van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000. De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
Het standpunt van eiser
4. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Hij voert, kort samengevat, aan dat sprake is van een bedreiging als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000. De bewijslast om aannemelijk te maken dat ondanks die eerdere bedreiging zijn vrees niet reëel is, rust daarom bij de staatssecretaris. Door te stellen dat eiser zijn vrees voor paramilitairen niet aannemelijk heeft gemaakt, miskent de staatssecretaris dat de bewijslast is omgekeerd. De staatssecretaris heeft in dit kader immers gesteld dat eiser geen authentieke documenten heeft overgelegd en dat zijn verklaringen niet overeenkomen met algemene informatie. Eiser meent dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd hoe deze overwegingen zich verhouden met het geloofwaardig geachte relaas en in het bijzonder de geloofwaardig geachte dreiging vanuit de paramilitairen. Ook heeft eiser informatie overgelegd waaruit blijkt dat paramilitairen demonstranten vervolgden. Eiser stelt dat de reactie van de staatssecretaris hierop niet deugt omdat de staatssecretaris daarbij uitgaat van het politieke klimaat terwijl het gaat om gewapende groepen die nog altijd actief zijn.
4.1.
Verder is in de besluitvorming onvoldoende onderzocht en gemotiveerd dat eiser niet de wens zou hebben om door te gaan met zijn activiteiten, althans dat hij kan stoppen. Eiser wijst erop dat de demonstraties nog steeds doorgaan omdat de situatie op nationaal, provinciaal en stedelijk niveau niet is gewijzigd. Eiser heeft in beroep foto’s en nieuwsberichten overlegd die betrekking hebben op de moorden van mededemonstrant [naam] en op de moorden van [naam] ), [naam] en [naam] . Uit deze informatie blijkt dat er in Cauca nog altijd geweld wordt gepleegd door paramilitairen. In dit verband verwijst eiser ook naar de rapporten van United States Department of States (USDOS) [1] , van Human Rights Watch (HRW) [2] en Amnesty International [3] .

De beoordeling door de rechtbank

Wat oordeelt de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond en vernietigt het bestreden besluit omdat de staatssecretaris dit niet goed heeft gemotiveerd. Omdat de staatssecretaris in beroep het bestreden besluit alsnog goed heeft gemotiveerd laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiser deels gelijk krijgt, maar dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vrees voor vervolging of ernstige schade
Eerdere bedreiging met vervolging of ernstige schade
6. Bij het indienen van een asielaanvraag ligt het in beginsel op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij is aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Slaagt de vreemdeling daarin niet, dan wordt de aanvraag afgewezen als ongegrond.
6.1.
Uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000 volgt dat het feit dat een vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Volgens paragraaf 4.1. onderdeel a, van Werkinstructie 2014/10, kunnen die goede redenen bijvoorbeeld zijn dat de eerdere daders niet meer aanwezig zijn in het land van herkomst of dat de situatie in het land van herkomst in aanzienlijke mate is verbeterd. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen ligt in dat geval bij de staatssecretaris. Het is aan de staatssecretaris om te motiveren dat het niet aannemelijk is dat de vreemdeling opnieuw het slachtoffer zal worden van vervolging of ernstige schade. De rechtbank vindt hiervoor steun in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2017. [4]
6.2.
De staatssecretaris heeft de verklaringen van eiser over zijn ondersteunende bijdrage aan demonstranten tijdens de protesten in 2021 geloofwaardig geacht. Daarbij heeft de staatssecretaris ook niet getwijfeld aan de verklaring van eiser dat hij naar aanleiding hiervan met de dood is bedreigd door paramilitairen die in opdracht van de (toenmalige) regering werkten. Hieruit volgt dat de staatssecretaris geloofwaardig heeft geacht dat eiser eerder is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming echter onvoldoende heeft onderkend dat het vervolgens op zijn weg ligt om aannemelijk te maken dat eiser niet opnieuw te maken zal krijgen met een bedreiging met vervolging of ernstige schade in vorenbedoelde zin. Zo stelt de staatssecretaris in het bestreden besluit dat het op de weg van eiser ligt om zijn vrees voor de paramilitairen aannemelijk te maken en dat hij daarin niet is geslaagd. Daarmee legt de staatssecretaris de bal ten onrechte bij eiser. Hierbij merkt de rechtbank op dat de staatssecretaris met zijn betoog ter zitting dat geen sprake zou zijn van een omkering van de bewijslast omdat niet zou zijn voldaan aan de tenzij-bepaling van artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000, het hiervoor geschetst kader miskent. Anders dan de staatssecretaris lijkt te impliceren is niet pas sprake van een omkering van de bewijslast wanneer de tenzij-bepaling zich voordoet. Al wanneer deze eerdere bedreiging met vervolging of ernstige schade zich heeft voorgedaan, zoals de staatssecretaris in eisers geval gelooft, rust de bewijslast bij de staatssecretaris om aannemelijk te maken dat bij terugkeer dit niet opnieuw gebeurt. Slaagt de staatssecretaris in deze (omgekeerde) bewijslast, dan is niet aannemelijk dat eisers vrees om hiervan opnieuw slachtoffer te worden reëel is.
6.4.
Nu het bestreden besluit op dit punt een deugdelijke motivering ontbeert is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten omdat de staatssecretaris het bestreden besluit in beroep alsnog van een deugdelijke motivering heeft voorzien. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De vrees opnieuw slachtoffer te worden van bedreiging met vervolging of ernstige schade
7. Eisers asielrelaas komt in de kern erop neer dat hij stelt te vrezen voor de paramilitairen die het vuile werk opknappen voor de regering. [5] Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard dat hij vreest voor het oude regime [6] (van Iván Duque Márquez) en daarbij heeft eiser toegelicht dat deze overheid paramilitairen inzet om een schoonmaak te houden oftewel Casaria (jacht) genoemd op de mensen die hebben meegedaan aan de stakingen. [7] Hij stelt hiervoor te vrezen omdat hij in de periode van 28 april 2021 tot en met september 2021 heeft deelgenomen aan demonstraties, althans demonstranten heeft geholpen wanneer deze gewond raakten tijdens de protesten. Eiser heeft verder verklaard dat hij hoopt dat met de komst van Gustav Petro er verandering komt en dat dat de reden is dat hij heeft deelgenomen aan de protestmarsen. [8] Door zijn activiteiten tijdens de protesten (het verzorgen van gewonde demonstranten) is eiser zowel telefonisch als schriftelijk bedreigd door paramilitairen in opdracht van de regering. Hij is namelijk tweemaal telefonisch bedreigd en heeft ook een dreigbrief ontvangen.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in beroep alsnog deugdelijk gemotiveerd dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat deze feiten zich niet opnieuw zullen voordoen. In dat kader heeft de staatssecretaris in beroep terecht erop gewezen dat het oude regime waarvoor eiser vreest niet meer aan de macht is. Gustav Petro (Petro), de man die volgens eiser betrokken was bij de organisatie van de protestmarsen [9] , heeft op 19 juni 2022 de presidentsverkiezingen gewonnen en is op 7 augustus 2022 als president van Colombia geïnstalleerd. In zoverre heeft de staatssecretaris aannemelijk gemaakt dat het politieke klimaat sinds eisers vertrek uit Colombia aanzienlijk is gewijzigd. Verder heeft de staatssecretaris ook erop kunnen wijzen dat voor mensen zoals eiser het politieke klimaat onder Petro is verbeterd. Naast op de machtswisseling heeft de staatssecretaris in dat kader ook gewezen op de plannen voor de hervorming van de veiligheidsdiensten [10] en op het feit dat Petro zich heeft uitgesproken tegen de vervolging van de demonstranten die hebben deelgenomen aan de protesten in 2021 [11] . Ook blijkt dat de meeste aanklachten jegens de – in 2021 gearresteerde – demonstranten zijn verworpen door de rechtelijke macht in Colombia. [12] De staatssecretaris stelt terecht dat het daarmee niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer naar Colombia alsnog wordt aangeklaagd voor zijn bijdrage aan de demonstraties in 2021 en om die reden in de gevangenis terechtkomt.
7.2.
Dat geldt ook voor eisers vrees om vanwege zijn betrokkenheid bij de demonstraties in 2021 in opdracht van het (oude) regime te verdwijnen of te worden vermoord door paramilitaire groeperingen. Volgens eisers eigen verklaringen handelden deze paramilitairen destijds in opdracht van de toenmalige regering. Zoals hiervoor is overwogen is niet aannemelijk dat eiser in de negatieve belangstelling staat van het huidige regime. Verder blijkt uit de door de staatssecretaris betrokken landeninformatie ook niet dat de paramilitairen nu nog actief op zoek zijn naar demonstranten van 2021 of zich nog met hun vervolging bezighouden. In zoverre stelt de staatssecretaris terecht dat niet is gebleken dat er bij de paramilitairen geen loyaliteit is naar de zittende overheid en dat zij nog steeds in opdracht van het gevallen regime demonstranten uit 2021 bedreigen met vervolging of ernstige schade. Daarbij kan niet onvermeld blijven dat uit eisers verklaringen blijkt dat de bedreigingen van de paramilitairen erop waren gericht eiser te laten stoppen met zijn ondersteunende activiteiten tijdens de protesten van 2021 georganiseerd door de oppositie. Nu de oppositie (Petro) aan de macht is en de protesten in zoverre zijn gestaakt, is het oogmerk van de bedreigingen aan het adres van eiser door de paramilitairen weggevallen.
7.3.
Dat eiser bij terugkeer ook heeft te vrezen voor paramilitairen die nu in opdracht van lokale overheden zouden werken, voert eiser eerst ter zitting aan. Dat is niet wat hij in zijn asielrelaas heeft benoemd en dit is daarom niet door de staatssecretaris beoordeeld of geloofwaardig geacht. Daarmee heeft de staatssecretaris ook niet geloofwaardig geacht dat eiser eerder aan een dergelijke bedreiging met vervolging of ernstige schade is blootgesteld. Nu eiser deze vrees bovendien op geen enkele manier heeft gestaafd met landeninformatie, kan dit betoog eiser niet baten.
7.4.
Voor zover eiser in beroep stelt dat de landeninformatie waarnaar de staatssecretaris verwijst dateert van juni en juli 2022 en dat daarin slechts een verwachting wordt uitgesproken, kan dit eiser evenmin baten. De machtswisseling is immers nog altijd actueel en dat de verwachtingen niet zouden zijn waargemaakt is onvoldoende gebleken. Zo blijkt uit de door eiser in beroep overgelegde landeninformatie niet dat de demonstranten van 2021 nog steeds worden vervolgd. Voor zover in de aangehaalde landeninformatie wordt gesproken over demonstranten die door de overheid worden aangepakt, blijkt niet dat dit demonstranten zijn zoals eiser, omdat eiser juist zij aan zij stond met de huidige president Petro. Daar komt bij dat de door eiser overgelegde landeninformatie bovenal betrekking heeft op de positie van de inheemse bevolking, politieke opponenten, boeren en LHBTI en gaat over femicide. Deze landeninformatie heeft niet specifiek betrekking op de positie van de demonstranten van 2021 en vormt in zoverre geen onderbouwing van de door eiser gestelde vrees.
7.5.
Voor wat betreft de verdwijningen en moorden waarnaar eiser heeft verwezen geldt eveneens dat niet is gebleken dat deze personen een vergelijkbaar profiel hebben als eiser. De nieuwsberichten waarnaar eiser in dit kader heeft verwezen vermelden nagenoeg allemaal dat de personen in kwestie leiders van een gemeenschap zijn. Een dergelijke rol heeft eiser niet, zijn bedreigingen hadden te maken met de ondersteunende rol die hij had tijdens de demonstraties van 2021. Bovendien is onduidelijk gebleven wat de aanleiding is geweest van deze verdwijningen en moorden. Dat in Colombia personen verdwijnen en worden vermoord is daarom op zichzelf bezien onvoldoende om eisers vrees opnieuw te worden bedreigd met vervolging of ernstige schade reëel te achten.
7.6.
De rechtbank benadrukt daarbij dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt stelt dat het volstrekt veilig is in Colombia, maar wel dat niet aannemelijk is dat eiser hetzelfde opnieuw zal overkomen.
7.7.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat de staatssecretaris in beroep alsnog draagkrachtig heeft gemotiveerd dat niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer naar Colombia opnieuw wordt blootgesteld aan vervolging of ernstige schade, in die zin dat hij opnieuw zal worden bedreigd door paramilitairen en/of de autoriteiten vanwege zijn rol bij de demonstraties in 2021
.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris met zijn nadere toelichting in beroep het bestreden besluit alsnog van een deugdelijke motivering voorzien. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.
8.1.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen in stand blijven;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. de Jong-Nibourg, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. B.E.C. Bertens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.USDOS, 2023 Country Reports on Human Rights Practices: Colombia.
2.HRW, World Report 2024: Colombia.
3.Amnesty International, jaarrapport 2023 Colombia.
5.Pagina 11 van het verslag van het nader gehoor.
6.Pagina 16 van het verslag van het nader gehoor.
7.Pagina 28 van het verslag van het nader gehoor.
8.Pagina 16 van het verslag van het nader gehoor.
9.Pagina 16 van het verslag van het nader gehoor.
10.Colombia Reports, Colombia’s incoming government begins ‘total peace’ offensive, 28 juni 2022.
11.Cambio Colombia, ¿No Debia Estar Preso? Recapturado de la primera linea murio en motin de la carcel de Tulia, 1 juli 2022.
12.La Prensa Latina, Colombians say role in protests made them targets of vengeful authorities, 28 oktober 2021 en El Tiempo, ¿Por qué los jueces liberan a señalados de vandalismo en Bogotá?, 22 februari 2022