ECLI:NL:RBDHA:2024:1339
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland en ongegrond beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit, zijn asielaanvraag indiende na eerder te zijn afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft eerder in 2022 een asielaanvraag ingediend die ook niet in behandeling werd genomen, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak is bevestigd. Eiser heeft zijn beroep tegen het bestreden besluit ingediend, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat zijn gezinssituatie, waaronder de zwangerschap van zijn partner, aanleiding zou moeten zijn om de aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet aan zich te trekken, omdat de omstandigheden van eiser niet als bijzonder genoeg werden beschouwd om van de Dublinverordening af te wijken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.