In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 29 augustus 2022 ingediend, en volgens de geldende regelgeving had verweerder uiterlijk op 29 november 2023 moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 7 december 2023 in gebreke gesteld, nadat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat, omdat eiser nog niet is gehoord, er aanleiding is om een langere beslistermijn op te leggen dan gebruikelijk. De rechtbank past het 8+8-wekenmodel toe, wat betekent dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder wordt opgedragen om binnen zestien weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 30 april 2024.