ECLI:NL:RBDHA:2024:13399
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na niet-tijdige beslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoekster, die een asielaanvraag had ingediend, om vergoeding van haar proceskosten. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Hijma, had op 8 januari 2024 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag. Op 25 maart 2024 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekster het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. Ze heeft de rechtbank verzocht om de verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank kan op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. De verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van de verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder aan de verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, en heeft de verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank oordeelt dat het beroep van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. Er zijn verder geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 6 mei 2024.