ECLI:NL:RBDHA:2024:13538
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 4 juni 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten, zoals Kroatië, het Unierecht en de grondrechten respecteren. Eiser heeft echter aangevoerd dat er in Kroatië nog steeds pushbacks plaatsvinden, wat een schending van artikel 3 van het EVRM zou kunnen betekenen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris op basis van recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ondanks de zorgen over pushbacks. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die erop wijzen dat hij bij terugkeer naar Kroatië te maken zal krijgen met dergelijke praktijken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.