In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een statushouder van Afghaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 6 november 2023 een asielaanvraag ingediend, die op 24 november 2023 door verweerder niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat eiser al internationale bescherming had in Italië. De rechtbank heeft de zaak op 24 januari 2024 behandeld in Breda, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor asiel in Nederland, omdat hij al bescherming geniet in Italië. Eiser voerde aan dat de Italiaanse autoriteiten de opvangvoorzieningen voor statushouders beëindigen, wat zou leiden tot materiële deprivatie bij terugkeer. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij in Italië in een situatie van ernstige materiële deprivatie terecht zou komen. De rechtbank verwijst naar het arrest Ibrahim, waarin is bepaald dat er pas sprake kan zijn van een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als er tekortkomingen zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze drempel is bereikt. Eiser heeft eerder opvang en werk gehad in Italië en heeft niet voldoende inspanningen geleverd om zijn situatie te verbeteren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.