ECLI:NL:RBDHA:2024:13728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.16781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 16 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 20 augustus 2022. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft recht op een beslissing, en de rechtbank heeft verweerder eerder een termijn van acht weken gegeven om een besluit te nemen, welke termijn niet is nageleefd.

De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de aan de eerdere uitspraak verbonden dwangsom van € 7.500 volledig verbeurd is. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag moet bekendmaken. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt verweerder een dwangsom van € 200 per dag, met een maximum van € 15.000.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 augustus 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16781

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y.G.F.M. Coenders),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 16 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 augustus 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] , zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:673), volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste keer) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. Uit voornoemde uitspraak volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, in weerwil van het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
3. In de uitspraak van 2 februari 2024 van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, [2] heeft de rechtbank aan verweerder een concrete beslistermijn van acht weken gegeven, waarbinnen hij een eerste gehoor moet afnemen en een aanvullende termijn van acht weken waarbinnen hij het besluit bekend moet maken. Verweerder heeft hieraan niet voldaan. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
4. Zoals hiervoor onder overweging 3 is vastgesteld, heeft verweerder niet binnen de eerder door de rechtbank gegeven termijn beslist. Inmiddels is de aan die uitspraken verbonden rechterlijke dwangsom van € 7.500 volledig verbeurd. Verder zijn wederom meerdere maanden verstreken en verweerder heeft nog geen besluit op de aanvraag van eiser bekend gemaakt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde beslistermijn van twee weken waarbinnen verweerder nu een besluit bekend dient te maken.
5. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de hiervoor genoemde termijn van vier weken overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom in overeenstemming met het daarvoor geldende landelijke beleid [3] vast op € 200 per dag, met een maximum van € 15.000. De hogere dwangsom is gerechtvaardigd door het gegeven dat verweerder niet tijdig gevolg heeft gegeven aan een opdracht van de rechtbank.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000 (vijftienduizend euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Niet gepubliceerd, zaaknummer NL23.39810.
3.Beleid ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht, vastgesteld op 25 maart 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl).