ECLI:NL:RBDHA:2024:13833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 23.13975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsdocument EU/EER

Op 27 november 2023 heeft de opposant, een Nigeriaanse nationaliteit met V-nummer [nummer], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft op 18 april 2024 het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het beroep te vroeg was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de termijn van twee weken voor het indienen van een ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor het beroep niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld. De zitting voor het verzet vond plaats op 4 juli 2024, waarbij de gemachtigde van de minister en de gemachtigde van de opposant aanwezig waren. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was en of het beroep niet-ontvankelijk was. De opposant betoogde dat de rechtbank ten onrechte tot een niet-ontvankelijkheid was gekomen, en voerde aan dat hij een verzendbevestiging had die zou aantonen dat de ingebrekestelling eerder was ontvangen.

De rechtbank constateerde echter dat de geopposeerde op 5 juni 2024 inwilligend op de aanvraag van de opposant had beslist en dat er op 3 juli 2024 een maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- was toegekend. Aangezien er inmiddels op de aanvraag was beslist en de dwangsom was toegekend, had de opposant zijn doel bereikt. De rechtbank oordeelde dat de opposant geen procesbelang meer had bij het verzet, en verklaarde het verzet niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13975 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 op het verzet van

[naam],opposant [1] ,
geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,geopposeerde,
(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Procesverloop

Opposant heeft op 27 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER.
Bij uitspraak van 18 april 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het beroep van opposant met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de minister en de gemachtigde van opposant.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft bij uitspraak van 18 april 2024 het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De rechtbank was van oordeel dat het beroep te vroeg was ingediend omdat de twee weken termijn alvorens een ingebrekestelling kan worden ingediend nog niet was verstreken. Het beroep voldeed daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittingsuitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank ten onrechte tot een niet-ontvankelijk beroep is gekomen. Opposant geeft aan te beschikken over een verzendbevestiging waaruit zou blijken dat geopposeerde de ingebrekestelling eerder heeft ontvangen dan de datering uit de ontvangstbevestiging. Volgens opposant is het beroep niet prematuur ingediend en is het daarom beroep ontvankelijk.
4. De rechtbank stelt vast dat geopposeerde bij beschikking van 5 juni 2024 inwilligend op de aanvraag van heeft opposant beslist. Daarnaast is aan opposant bij besluit van 3 juli 2024 een maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- toegekend. Nu inmiddels op de aanvraag is beslist en een maximale dwangsom conform artikel 4:17 van de Awb is toegekend, heeft opposant het doel bereikt wat hij voor ogen had. Gelet hierop heeft opposant naar oordeel van de rechtbank geen procesbelang meer bij het behandelen van het verzet.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.