ECLI:NL:RBDHA:2024:13852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 14 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Op 9 augustus 2024 werd deze maatregel verlengd met maximaal twaalf maanden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder al uitspraken gedaan over de maatregel van bewaring op 4 maart, 8 mei en 16 augustus 2024.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2024 is eiser niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring en het verlengingsbesluit getoetst aan de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat de bewaring was opgeheven en dat de beoordeling van het beroep zich beperkte tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld en dat de gronden voor de maatregel van bewaring ook van toepassing waren op het verlengingsbesluit. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en het beroep werd ongegrond verklaard.
De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging door de minister correct was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de rechtmatigheid van de maatregel te twijfelen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.