ECLI:NL:RBDHA:2024:13883
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake tijdelijke bescherming voor Oekraïense derdelanders
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoekster. De verzoekster had eerder een besluit ontvangen van de minister van Asiel en Migratie, waarin haar tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, werd beëindigd. Dit besluit was genomen op 17 augustus 2023. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 27 februari 2024 heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken, waarna de verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ook heeft ingetrokken, maar tegelijkertijd verzocht om een veroordeling van de minister in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister aan de Tweede Kamer en alle burgemeesters meegedeeld dat de beëindiging van tijdelijke bescherming voor personen zoals verzoekster wordt bevroren. Dit betekende dat verzoekster langer gebruik mocht maken van haar tijdelijke bescherming, wat haar verzoek om een voorlopige voorziening overbodig maakte.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister met het verlengen van het verblijfsrecht tegemoet is gekomen aan het verzoek van de verzoekster. Daarom heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.