ECLI:NL:RBDHA:2024:13947
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- K.H.M.M. Otten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1988, diende op 28 december 2023 een aanvraag in, die op 12 april 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 31 juli 2024, maar eiser en zijn gemachtigde verschenen niet. De rechtbank oordeelt dat de minister de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de overige elementen van zijn asielrelaas niet. Eiser vreesde voor zijn leven door bedreigingen van drugshandelaren en de moordenaar van zijn broer, maar de rechtbank concludeert dat deze vrees niet voldoende onderbouwd is om als vluchteling erkend te worden. De rechtbank stelt vast dat er geen medisch onderzoek had hoeven plaatsvinden, aangezien eiser eerder had verklaard in staat te zijn om gehoord te worden. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen.