ECLI:NL:RBDHA:2024:14124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake asiel en migratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van verzoekster behandeld, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Verweerder had niet tijdig beslist op het bezwaar van verzoekster, wat leidde tot de intrekking van het beroep nadat verweerder op 31 mei 2024 alsnog een inwilligend besluit had genomen. Verzoekster vroeg de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder instemde.
De rechtbank oordeelt op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, evenals het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), worden besproken. De rechtbank concludeert dat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoekster door een besluit bekend te maken, en dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is.
De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe aan verzoekster, gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en een wegingsfactor van 0,5, gezien de eenvoudige aard van de zaak. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier A.W. van Eerden.