ECLI:NL:RBDHA:2024:1417
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 februari 2024, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 17 maart 2023. In die eerdere uitspraak werd bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen acht weken na het eerste gehoor op de asielaanvraag van eiser moest beslissen, en in ieder geval binnen zestien weken na de uitspraak. Eiser heeft op 27 september 2023 beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn had beslist.
De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De staatssecretaris had inmiddels een besluit genomen op de asielaanvraag van eiser, waardoor eiser geen belang meer had bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft echter recht op een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris niet binnen de in de eerdere uitspraak genoemde termijn van zestien weken had beslist, wat in dit geval uiterlijk 1 september 2023 was. De vergoeding voor de proceskosten is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de bijstand door de gemachtigde 1 punt oplevert voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- per punt en een wegingsfactor van 0,5. Eiser krijgt een vergoeding van € 437,50 toegekend.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.