ECLI:NL:RBDHA:2024:14257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.31394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot opvang en proceskosten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. N. Vreede, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning regulier ‘medische behandeling’ door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij op 13 augustus 2024 de opvang zou moeten verlaten, tenzij haar verzoek werd toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, waardoor verzoekster recht blijft houden op opvang totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is verzoekster vrijgesteld van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, en heeft zij recht op een vergoeding van haar proceskosten van € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.31394
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. N. Vreede),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Inleiding

1. Met het besluit van 16 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning regulier ‘medische behandeling’ afgewezen.
2. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 8 augustus 2024 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van toepassing is op verzoekster en daarmee het recht op opvang wordt gecontinueerd.
3. In deze zaak is een zitting achterwege gebleven, omdat onverwijlde spoed dat vereist.1
4. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Verzoekster heeft verklaard dat zij geen inkomen of vermogen heeft. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vrijstelling van griffierecht toe.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoekster heeft meegedeeld dat door COA te kennen is gegeven, dat zij op
13 augustus 2024 de opvang dient te verlaten, tenzij de gevraagde voorlopige voorziening wordt toegewezen.
6. Verweerder heeft in de brief van 9 augustus 2024 meegedeeld dat verzoekster de afhandeling van het door haar ingediende bezwaar tegen het bestreden besluit in Nederland mag afwachten, maar dat zij daarmee geen rechtmatig verblijf heeft dat recht geeft op COA- opvang. Daarnaast heeft verweerder in deze brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, inhoudende dat verzoekster in
1. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
de COA-opvang mag blijven totdat op het bezwaar is beslist.
7. De voorzieningenrechter begrijpt uit de reactie van verweerder dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat verzoekster recht blijft houden op opvang totdat op het bezwaar is beslist en in deze periode wordt behandeld als ware artikel 64 van de Vw op haar van toepassing.
8. De toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening brengt mee dat verzoekster een vergoeding van haar proceskosten krijgt. Verzoekster is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, dit komt dus niet voor vergoeding in aanmerking.
9. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verzoekster recht blijft houden op opvang totdat verweerder op het bezwaar heeft beslist en dat zij gedurende die termijn wordt behandeld als ware artikel 64 van de Vw op haar van toepassing;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.