In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend na een eerdere uitspraak van 11 januari 2024, waarin de rechtbank verweerder opdroeg binnen vier weken te beslissen op de nareisaanvraag van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder deze beslissing niet heeft genomen. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel voor verweerder zou wegnemen om tijdig te beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Bij overschrijding van deze termijn moet verweerder een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2024.