ECLI:NL:RBDHA:2024:14388
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak na niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen de niet-tijdige beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag. Verzoekster had op 28 december 2023 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 11 maart 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, omdat de beslissing pas na het indienen van het beroep is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 437,50, gebaseerd op de gemaakte kosten voor juridische bijstand, met inachtneming van een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door rechter mr. A. Skerka, in aanwezigheid van griffier I. Abdilahi, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.