In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.H. Hekman, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres diende haar aanvraag in op 16 januari 2023, en volgens de wet had de minister uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3. Eiseres heeft de minister op 14 mei 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, aangezien dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiseres een vergoeding voor de proceskosten toegekend, die door de minister moet worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 16 augustus 2024, en de beslissing is als volgt: het beroep is gegrond, het niet tijdig nemen van een besluit is vernietigd, en de minister is veroordeeld tot het betalen van de dwangsom en proceskosten.