In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiser heeft zijn aanvraag op 10 juni 2023 ingediend, welke door verweerder op 28 juni 2023 is ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 14 mei 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om de behandeling van het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend te beslissen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 437,50 toe voor de gemaakte proceskosten, en bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 augustus 2024.