In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 27 februari 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. De termijn is echter met negen maanden verlengd, en eiser heeft de minister op 17 juni 2024 in gebreke gesteld. Aangezien de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de verzending van de uitspraak een nader gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding voor de proceskosten toegekend, die door de minister moet worden betaald. Dit bedrag is vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de gemaakte kosten voor juridische bijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2024.