ECLI:NL:RBDHA:2024:14487
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door niet tijdig beslissen van de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag, wat hem noopte tot het indienen van beroep. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat hij beroep kan instellen. Eiser had op 12 juli 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze te vroeg was ingediend. Dit was het gevolg van de inwerkingtreding van het besluit WBV 2023/3, dat de beslistermijnen voor asielaanvragen had verlengd. Eiser had zijn asielaanvraag op 6 december 2023 ingediend, waardoor de beslistermijn was verlengd tot uiterlijk 6 maart 2025.
De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister. Daarom werd het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is op 12 augustus 2024 openbaar gemaakt.