ECLI:NL:RBDHA:2024:14579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL24.27217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser met een V-nummer, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof. De eiser had op 9 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig op deze aanvraag heeft beslist. Echter, voordat de eiser beroep kon instellen, diende hij een ingebrekestelling in op 7 juni 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn voor de asielaanvraag was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3, dat van kracht is sinds 27 januari 2023. Hierdoor was de termijn om te beslissen op de aanvraag nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling.

De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de verweerder, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.27217
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J. Oosterhof)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 9 september 2023 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd
.De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij op 7 juni 2024 de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 augustus 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.