In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser met een V-nummer, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof. De eiser had op 9 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig op deze aanvraag heeft beslist. Echter, voordat de eiser beroep kon instellen, diende hij een ingebrekestelling in op 7 juni 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn voor de asielaanvraag was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3, dat van kracht is sinds 27 januari 2023. Hierdoor was de termijn om te beslissen op de aanvraag nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de verweerder, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.