ECLI:NL:RBDHA:2024:1458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
AWB 23/14767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van beroepsgronden

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Benin en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft de eiser in een brief van 29 december 2023 verzocht om binnen twee weken de ontbrekende gronden in te dienen, maar de eiser heeft hier niet op gereageerd.

De rechtbank legt uit dat het noodzakelijk is om in het beroepschrift de specifieke gronden te vermelden waarop de eiser het niet eens is met het bestreden besluit. Het niet tijdig vermelden van deze gronden kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals ook is gebeurd in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging is gegeven voor het verzuim van de eiser om de gronden tijdig in te dienen.

Als gevolg van deze bevindingen heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23 / 14767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Benin, eiser

V-nummer: [vnummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. verweerder

Inleiding

1. Eiser heeft tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar beroep ingesteld.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiser de gronden tijdig vermeld?
4. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in haar brief van 29 december 2023 verzocht om binnen twee weken dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?
5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.Sijens, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.