ECLI:NL:RBDHA:2024:1458
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van beroepsgronden
Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Benin en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft de eiser in een brief van 29 december 2023 verzocht om binnen twee weken de ontbrekende gronden in te dienen, maar de eiser heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank legt uit dat het noodzakelijk is om in het beroepschrift de specifieke gronden te vermelden waarop de eiser het niet eens is met het bestreden besluit. Het niet tijdig vermelden van deze gronden kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals ook is gebeurd in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging is gegeven voor het verzuim van de eiser om de gronden tijdig in te dienen.
Als gevolg van deze bevindingen heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.