In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend op 7 maart 2023. Eiser was van mening dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet worden beslist, voordat hij beroep kan instellen. Eiser heeft op 5 juni 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze prematuur was. Dit was het geval omdat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser, die onder een recent besluit valt dat de beslistermijnen met negen maanden verlengt, nog niet was verstreken.
Daarom heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister. De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is op 13 augustus 2024 openbaar gemaakt.