Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] (V-nummer: [V-nummer]), eiseres,
hierna gezamenlijk aan te duiden als eisers,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag werd op 13 februari 2023 ingediend door de referent, die de aanvraag deed voor zijn echtgenote en dochters. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, bevestigde de ontvangst van de aanvraag op 15 februari 2023 en verlengde de beslistermijn naar zes maanden. Op 10 augustus 2023 werd een ingebrekestelling verzonden omdat er geen tijdige beslissing was genomen. De eisers hebben op 19 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De gemachtigde, mr. K.P.E. van Tulden, diende op 2 oktober 2023 de beroepsgronden in. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en na aandringen van de rechtbank op 8 februari 2024 nadere inlichtingen verstrekt. De rechtbank heeft vervolgens besloten om uitspraak te doen zonder verdere zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat deze was ingediend voordat de wettelijke beslistermijn was verstreken. Hierdoor was het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en bevestigde dat de eisers een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel konden doen, maar dat de ingebrekestelling niet rechtsgeldig was ingediend.